Bij de Nationale Assemblee is door parlementariërs van de coalitie een initiatiefwetsvoorstel ingediend om inheemse volkeren officieel te erkennen als de oorspronkelijke bewoners van Suriname. In het wetsvoorstel staat opgenomen dat de aanwezigheid en verbondenheid van de inheemsen met het land een onlosmakelijk deel vormen van de nationale identiteit en geschiedenis van Suriname.

Volgens de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel gaat het om veel meer dan een symbolisch gebaar. De erkenning moet dienen als een grondwettelijk ankerpunt voor de bescherming en bevordering van de rechten van inheemse volken, waaronder landrechten, taal, cultuur en zelfbeschikking.

De initiatiefnemers van de wet benadrukken dat de Grondwet tot nu toe géén expliciete bepaling bevatte over de status van de inheemsen, terwijl hun aanwezigheid en rol in de vorming van Suriname historisch onbetwist is. Hierdoor bestond al decennialang een juridische en maatschappelijke lacune.

Het voorstel om de grondwet op dit stuk te wijzigen sluit volgens de indieners aan bij internationale verdragen en normen waar Suriname aan is gebonden. Daarbij wordt verwezen naar onder meer, het Internationaal verdrag over Burgerlijke en Politieke Rechten , de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens, het Amerikaans Verdrag voor de rechten van de mens en de verklaring over de rechten van Inheemse Volkeren, die het recht op zelfbeschikking en traditionele territoria bevestigt.

Deze erkenning moet helpen om toekomstige wetgeving, beleid en jurisprudentie “richting te geven”, onder meer op het gebied van landrechten, consultatieprocessen bij grote projecten, onderwijs in eigen taal en culturele bescherming.
De regering wijst erop dat Suriname al sinds mensenheugenis wordt bewoond door onder meer de Kalina, Lokono, Trio, Wayana, Akurio en Warao. Hun cultuur, gemeenschapsleven en spirituele band met de natuurlijke omgeving vormen volgens de toelichting een essentieel onderdeel van de Surinaamse identiteit. Tegelijkertijd behoren zij tot de meest gemarginaliseerde groepen in het land.

Door de erkenning op te nemen in de preambule van de Grondwet ontstaat een solide juridische basis voor verdere hervormingen, waaronder mogelijke wetgeving over collectieve landrechten, een vraagstuk dat al jaren speelt.
Het initiatiefwetsvoorstel spreekt van een “noodzakelijke en rechtvaardige stap” die niet alleen historische erkenning biedt, maar ook de nationale rechtsorde in lijn brengt met internationale verplichtingen. De maatregel vormt volgens de toelichting ook een fundament voor een meer inclusieve samenleving en draagt bij aan nationale verzoening in een postkoloniale context.