180 jaar vestiging boeroes in Suriname is groots herdacht in Saramacca. (Foto's: René Gompers)

Kransen, motorfietsen, bier, een fly-over van Gum Air boven de Saramaccarivier, hengelen op de pier, chillen onder hutten langs de waterkant, flink shoppen van groenten of jubileummunten, een wandelloop, een boek over de Boeroes en het schenken van ‘mini gardens’ en gereedschap aan twee basisscholen. Vrijdag hebben nazaten van de Nederlandse boeren die in 1845 naar Suriname kwamen, in een ontspannen en gezellige sfeer '180 jaar Boeroes in Suriname' herdacht.

De Boeroes zijn blij met de nationale vrije dag, maar volgens hen hoeft dat niet elke keer. Ze geven de voorkeur aan één gezamenlijke dag waarop alle groepen herdacht worden: “hoe wij hier ook samenkwamen”.


“Met de Boeroe gaat het uitstekend,” zegt Erick Rijsdijk, voorzitter van Stichting Sranan Boeroes. Hij haalt aan dat de komst van de boeren in 1845 een proefproject was dat door de overheid uiteindelijk als mislukt werd bestempeld. Van de 300-plus Nederlanders stierven tientallen door ziekte en andere omstandigheden, een groot deel zelfs nog voor ze voet aan wal zetten. Een deel keerde terug. De rest maakte er het beste van en overwon enorme uitdagingen. Rijsdijk vertelt dat de achtergebleven emigranten de Nederlandse overheid schreven: “We maken het goed, hoezo is het mislukt?”


“Dat geldt tot de dag van vandaag,” stelt Rijsdijk. “We hebben Boeroes in grondverzet, landbouw en veeteelt, bij de politie, in het onderwijs, en in de luchtvaart. Iemand zei me: ‘den Boeroe eh kaba.’ Maar den Boeroe n’e kaba, den Boeroe e moksi. We gaan voort, we blijven.”

Minister Henry Ori legde namens president Chan Santokhi kransen bij een Boeroe-monument. Hij benadrukte dat de groep een waardevolle bijdrage levert aan de ontwikkeling van het land. “Maar we vergeten ze soms in onze multiculturele samenleving. Ze zijn goed geïntegreerd en hebben grote impact in diverse sectoren. We mogen hun bijdrage aan de Republiek Suriname niet onderschatten.”


De Boeroe-fesa was geconcentreerd rond het districtscommissariaat. Een zware bui dwong de mensen onder tenten en eetkraampjes te schuilen. Babbelend, etend en drinkend werd gewacht op de terugkeer van de zon. In de middag deed een horde motorfietsen van de Pakira Bikers het feest aan, terwijl een vliegtuig van Gum Air laag over de Saramaccarivier vloog. “Dat is mijn broer,” riep een Boeroe-vrouw. De aanwezigen wuifden juichend naar het vliegtuigje, dat met meerdere fly-overs antwoordde.


“Nee,” zegt Rijsdijk resoluut als hem gevraagd wordt of deze vrije dag vaker mag terugkomen. “We hebben al genoeg vrije dagen, maar deze was wel nodig om Surinamers eraan te herinneren: ‘Ey, den man dat de tu.’ Maar we moeten naar een viering van de aankomsten op één gezamenlijke dag. Hoe we hier ook samenkwamen… we zijn gekomen. Laten we dat op één dag vieren. Dan hebben de ‘Moksies’ ook een vertegenwoordiging, want die vallen nu overal buiten.”