Wie de begroting van 2026 openslaat, ziet een bekend politiek kunstje terugkomen. Volgens de regering bedraagt het tekort 'slechts' 6,3 miljard SRD, oftewel 3,5% van het Bruto Binnenlands Product. Maar wie nuchter rekent, komt op een veel hoger bedrag uit: ruim 10,5 miljard SRD. Hoe kan dat verschil zo groot zijn? Het antwoord zit in de manier waarop naar leningen wordt gekeken.

De regering telt leningen en schenkingen op bij de inkomsten, alsof het geld is dat Suriname echt verdient. Zo wordt de kloof tussen inkomsten en uitgaven kleiner en lijkt het tekort dus dragelijker. Maar leningen zijn geen verdiensten; het is geleend geld dat morgen weer moet worden terugbetaald. Economisch gezien zou je het tekort moeten berekenen zonder die leningen mee te tellen. En dan kom je op de harde waarheid uit: de overheid geeft veel meer uit dan er binnenkomt.

Op zichzelf is deze discussie niet nieuw. Sterker nog, het is een terugkerend ritueel in de politiek. Wanneer een partij in de regering zit, kiest men steevast voor de boekhoudkundige bril: leningen tellen mee, dus het tekort lijkt beheersbaar. Maar zodra dezelfde partij naar de oppositie verhuist, wordt de economische bril opgezet: leningen zijn geen inkomsten, dus het tekort is eigenlijk veel groter.

Het gevolg? Een politiek steekspel over cijfers waarin de bevolking verstrikt raakt. Het begrotingstekort wordt geen objectief gegeven meer, maar een rekensom die afhankelijk is van de plek waar een partij zit: in de pluche zetels van de coalitie of van de oppositie. Zo wordt de discussie over de financiële huishouding van het land telkens weer een spel van definities, niet van inhoud.

Het is wel opmerkelijk dat bij het presenteren van de staatsbegroting in het parlement op 30 september president Jennifer Simons de passage over de leningen en schenkingen ter waarde van SRD 4,207 miljard niet heeft vermeld. Dit voedt opnieuw de discussie over het begrotingstekort, waarvan zowel voor- als tegenstanders handig gebruik maken. Is het een bewuste weglating, of een onbedoelde omissie van de regering, en met name van de minister van Financiën en Planning, die belast is met het samenstellen van de begroting?

Daar wringt het. Wat de samenleving nodig heeft, is helderheid. Leningen zijn geen gratis geld; het zijn schulden die onze kinderen en kleinkinderen moeten aflossen. Door ze telkens als “ontvangsten” te presenteren, wordt de realiteit versluierd. En zolang oppositie en coalitie elkaar om de beurt dezelfde trucs verwijten, blijven we gevangen in een cirkel van politieke boekhouding.

Het is de tijd om eerlijker taal te spreken. Het begrotingstekort is niet wat er na een rekentrucje op papier staat, maar het verschil tussen wat we verdienen en wat we uitgeven. Punt. Om een einde te maken aan het steeds terugkerende politieke steekspel, zou het bovendien aangeraden zijn dat bij wet wordt vastgelegd hoe het tekort op de staatsbegroting moet worden vastgesteld. Alleen zo kan het berekenen van het tekort onafhankelijk, transparant en objectief gebeuren, en kan Suriname zich richten op de echte uitdaging: het land financieel gezond maken.

Wilfred Leeuwin