De 30e VN-klimaatconferentie (COP30) belooft een historisch moment te worden. Tien jaar na het Akkoord van Parijs komt de wereld opnieuw samen in het hart van de Amazone, met één dringende vraag: lukt het ons nog om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5°C?

De vooruitzichten zijn zorgwekkend. Nieuwe klimaatplannen van landen schieten tekort – wereldwijd zouden de emissies in 2035 slechts 10% lager liggen dan in 2019, terwijl wetenschappers waarschuwen dat minstens 60% nodig is. VN-secretaris-generaal António Guterres sprak klare taal: “De huidige koers leidt ons naar klimaatinstorting.”
Toch biedt COP30 ook hoop, zeker voor Latijns-Amerika en Suriname. Het Amazonegebied staat centraal in de gesprekken, en Brazilië wil als gastland adaptatie – het aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering – eindelijk de aandacht geven die het verdient.

Suriname, één van de weinige landen ter wereld met een negatieve koolstofbalans, bevindt zich op een kruispunt. Enerzijds lonkt economische groei door nieuwe olie ontdekkingen; anderzijds wil het land zijn unieke bosrijkdom behouden. Met meer dan 92% bosbedekking heeft Suriname een sterke troef in handen in de onderhandelingen over financiering voor bosbescherming.

Het nieuwe Tropical Forest Forever Facility (TFFF), voorgesteld door Brazilië, kan hierbij cruciaal zijn. Deze internationale investeringsstructuur moet tot 100 miljard dollar aantrekken om landen te belonen die hun bossen beschermen. Suriname zou zo jaarlijks tientallen miljoenen kunnen ontvangen voor duurzaam bosbeheer – mits transparantie en goed bestuur gegarandeerd zijn.

Terwijl emissiereducties langzaam vorderen, groeit de urgentie om samenlevingen weerbaar te maken tegen overstromingen, droogte en hittegolven. Voor Suriname betekent dit investeren in kustbescherming, klimaatbestendige landbouw en gezondheidszorg. Volgens schattingen is daar tegen 2030 ruim 600 miljoen dollar voor nodig.
Het probleem blijft financiering. De belofte van rijke landen om hun adaptatiehulp tegen 2025 te verdubbelen, lijkt niet gehaald te worden. Ontwikkelingslanden pleiten op COP30 voor een nieuw doel: 120 miljard dollar per jaar aan adaptatiefinanciering tegen 2030.

Met de afnemende rol van de Verenigde Staten en groeiende verdeeldheid in Europa, kijken veel landen naar regionale samenwerking. Voor Latijns-Amerika – via organisaties als ACTO en CARICOM – ligt hier een kans om als blok op te treden, met Suriname als voorbeeld land.

Wij staan met ons allen onder collectieve druk. Alleen door samen te werken kunnen we de storm doorstaan. COP30 is meer dan een klimaattop – het is een lakmoesproef voor mondiale solidariteit. Voor Suriname biedt het momentum om zijn klimaatleiderschap te versterken en groene groei te koppelen aan economische vooruitgang. De wereld kijkt naar Belém, en de Amazone – inclusief Suriname – speelt de hoofdrol. Suriname kan laten zien dat kleine landen een groot verschil kunnen maken.

Radjendre Debie