Het bestuur van BPHB. In het midden voorzitter Eric Feller.
De Bond van Personeel bij Havenbeheer (BPHB) zal zich niet neerleggen bij het vonnis van de kantonrechter. De rechter wees de eis van de bond af om de directie van NV Havenbeheer te verbieden, gewezen VHP-parlementariër Reshma Mangre, als externe kandidaat, in dienst te nemen als onderdirecteur Commercial Affairs. De rechter oordeelde dat Mangre al op 1 mei 2025 was benoemd, terwijl de bond pas op 6 mei een rechtszaak tegen Havenbeheer aanspande.

Volgens voorzitter Eric Feller van de BPHB is dit besluit niet rechtvaardig en daarom niet te accepteren voor de leden van de bond. “We gaan daarom in hoger beroep. Het vonnis van de kantonrechter is onbegrijpelijk, omdat de directie pas op 3 mei een interne memo heeft uitgegeven over de aanstelling. Hoewel wij via de media en op de werkvloer informatie kregen over haar aanstaande benoeming, is ons nooit een officieel document overhandigd,” zegt Feller aan Starnieuws.

Uit brieven en notulen van de BPHB blijkt dat algemeen directeur Andreas Talea in de eerste maanden van het jaar al had aangegeven dat via de Algemene Vergadering van Aandeelhouders – waarbij de staat de enige aandeelhouder is – de voordracht van Mangre was goedgekeurd. Ook zou hij van de toenmalige minister van Financiën en Planning, Stanley Raghoebarsing, een missive hebben ontvangen, ondertekend door de Raad van Ministers.

De bond had op 28 januari schriftelijk bezwaar gemaakt tegen de, zoals hij het noemde, “op handen zijnde eenzijdige aanstelling van Mangre.” Talea reageerde daarop dat volgens de statuten van Havenbeheer de directie en de Raad van Commissarissen (RvC) bevoegd zijn voordrachten te doen aan de aandeelhouder. De bond herhaalde haar protest in een brief van 4 februari 2025, maar kreeg daarop geen reactie.

Op 1 mei werd Mangre officieel aangesteld als onderdirecteur Commercial Affairs. In het weekend van 3 mei vertrok Talea naar het buitenland, maar liet op 5 mei alsnog een interne memo rondsturen over de benoeming. Op 6 mei startte de bond de rechtszaak en op 12 mei reageerde zij schriftelijk op de memo. In die brief vroeg de BPHB om volledige documentatie over onder meer de vacature, de sollicitatieprocedure van Mangre en overige stukken met betrekking tot haar aanstelling. Ook daarop kwam geen antwoord.

Feller benadrukt dat de directie en de RvC inderdaad voordrachten mogen doen, maar dat er een rechtsgeldige collectieve arbeidsovereenkomst bestaat waarin staat vastgelegd dat de directie van het staatsbedrijf zich bij benoemingen moet houden aan procedures. “Niet alleen moet de personeelsbond daarbij worden betrokken, maar er moet ook intern gekeken worden naar de kwaliteiten en capaciteiten van personeel. Op die manier wordt doorstroming bevorderd,” aldus Feller.

Verder merkt hij op dat de functie van onderdirecteur Commercial Affairs helemaal niet bestaat binnen Havenbeheer. “Die is speciaal gecreëerd voor mevrouw Mangre. Bovendien telt de directie naast de algemeen directeur al zeven tot acht directeuren, terwijl het bedrijf niet meer dan tweehonderd werknemers heeft. Als er werkelijk behoefte was aan die functie, had die door een van de bestaande directeuren ingevuld kunnen worden of had er een interne vacature geplaatst moeten worden,” zegt Feller. Volgens hem lijkt het hier te gaan om een politieke benoeming.