De Nationale Assemblee is voornemens de initiatiefwet Duurzaam Natuurbeheer vrijdag in het openbaar te behandelen. Voorafgaand daaraan vindt eerst een huishoudelijke vergadering plaats, waarin de commissie van rapporteurs verslag zal doen. Na goedkeuring van dat verslag volgt de openbare behandeling van het wetsvoorstel.

Met een ingediend initiatiefwetsvoorstel wil de coalitie een fundamentele omslag maken in de manier waarop natuur wordt beschermd en benut. Suriname, met ruim 93 procent bosbedekking en een van de rijkste biodiversiteit ter wereld, staat voor een cruciale keuze: hoe natuurlijke hulpbronnen te behouden terwijl economische druk en ontbossing toenemen. De nieuwe wet vormt een complete herziening van de Natuurbeschermingswet van 1954.

Een belangrijk nieuw element is de financiële onderbouwing van het natuurbeleid. In het kader van de wet wordt circa USD 20 miljoen beschikbaar gesteld als startkapitaal voor natuurbeheer. Dit bedrag zal via het Milieufonds worden ingezet voor bescherming, beheer en duurzaam gebruik van natuurgebieden. Niet alleen overheidsdiensten, maar ook lokale gemeenschappen en particuliere beheerders kunnen hieruit middelen ontvangen. Daarmee krijgt natuurbeheer voor het eerst een structurele financiële basis.

Internationale milieuorganisaties (zoalscRainforest Trust, Re:wild, Andes Amazon Fund) hebben in september 2025 minimaal USD 20 miljoen toegezegd aan president Jennifer Simons voor natuurbehoud, gericht op het versterken van beschermde gebieden, stimuleren van duurzaam ecotoerisme, ondersteunen van inheemse gemeenschappen. Hiervoor is de wetswijziging nodig. 

Hoewel Suriname internationaal bekendstaat als een zogenoemd High Forest Low Deforestation Country, laten recente cijfers zien dat de ontbossing jaarlijks toeneemt tot circa 0,06 procent. Vooral de mijnbouw is verantwoordelijk voor het grootste aandeel, gevolgd door wegenaanleg en verstedelijking. Deze ontwikkelingen hebben niet alleen ecologische gevolgen, maar raken ook rechtstreeks de woon- en leefgebieden van inheemse en tribale volken en leiden tot toenemende conflicten over landgebruik.

De nieuwe wet kiest nadrukkelijk voor duurzaam natuurbeheer. Natuur wordt niet alleen gezien als ecologische waarde, maar ook als economische hulpbron, onder strikte voorwaarden. Instrumenten zoals natuurtoerismeconcessies, betaling voor ecosysteemdiensten en de mogelijkheid om ook privégronden aan te wijzen als beschermd gebied moeten bijdragen aan zogenoemde ‘groene groei’ en een minder eenzijdige afhankelijkheid van olie en goud.

Een centrale rol is weggelegd voor de Nationale Milieu Autoriteit (NMA), die verantwoordelijk wordt voor de coördinatie en uitvoering van het natuurbeheer. De NMA krijgt toezicht op beschermde gebieden, concessies, wetenschappelijk onderzoek en handhaving, in samenwerking met andere overheidsinstanties.

De wet verankert daarnaast het FPIC-principe (Free, Prior and Informed Consent). Dat betekent dat beschermde gebieden, bufferzones of concessies binnen woon- en leefgebieden van inheemse en tribale volken alleen mogelijk zijn met hun uitdrukkelijke toestemming. Hun traditionele kennis wordt erkend en zij kunnen zelf voorstellen indienen voor beschermde gebieden onder eigen beheer.