procureur-generaal Garcia Paragsingh en twee officieren in De Nationale Assemblee
De initiatiefwetten die de rechterlijke macht ingrijpend moeten hervormen, stuiten op stevige kritiek van de procureur-generaal Garcia Paragsingh. Hofpresident Iwan Rasoelbaks pleit daarentegen voor zorgvuldigheid en randvoorwaarden. Het Openbaar Ministerie (OM) en het Hof van Justitie (HvJ) zijn donderdag gehoord door de commissie van rapporteurs die de initiatiefwetten voorbereid voor de openbare behandeling.  Paragsingh 'zeer kritisch, terwijl Rasoelbaks een mildere, meer adviserende opstelling heeft. 

Paragsingh toonde zich kritisch over het voorstel om een college van procureurs-generaal in te stellen. Volgens haar hebben de initiatiefnemers onvoldoende duidelijk gemaakt welk probleem hiermee precies wordt opgelost. Zij benadrukte dat eerst helder moet zijn wat er schort aan het huidige vervolgingsstelsel, voordat wordt overgegaan tot een ingrijpende herstructurering. Het bestaande systeem heeft volgens haar in de praktijk zijn waarde bewezen en er is geen overtuigende noodzaak aangetoond om dit te vervangen door een college van minimaal twee en maximaal vier pg’s.


Daarnaast waarschuwde de pg dat een dergelijk model vragen oproept over benoemingsprocedures, onderlinge verhoudingen en vooral over de onafhankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Wanneer politieke voordracht of voorkeur een rol kan spelen bij de benoeming van extra pg’s, kan dat volgens haar de indruk wekken van politieke inmenging in vervolgingsbeslissingen.

Ter onderbouwing verwees zij naar Nederland, waar weliswaar een college van pg’s bestaat, maar in een totaal andere context. Nederland kent meerdere parketten, rechtbanken en gerechtshoven en opereert op een veel grotere schaal. Suriname heeft slechts één parket en een relatief kleine organisatie, waardoor het Nederlandse model volgens haar niet één-op-één toepasbaar is.

Paragsingh wees er verder op dat vertragingen in strafzaken niet aan het vervolgingsapparaat kunnen worden toegeschreven. Zodra een zaak op zitting is, heeft het OM geen invloed meer op het tempo van de behandeling. Vertragingen voordat zaken bij het OM terechtkomen, zijn volgens haar vaak het gevolg van capaciteits- en deskundigheidstekorten binnen de opsporing en van praktische problemen door gebrek aan middelen. Zo kunnen zittingen vastlopen wanneer het vervoer van arrestanten uitvalt en er onvoldoende voertuigen beschikbaar zijn. De oplossing ligt volgens haar in versterking van de hele justitiële keten, met name bij de politie.

Wat versterking van het OM betreft, pleitte Paragsingh voor uitbreiding op uitvoerend en ondersteunend niveau, zoals meer leidinggevenden en extra capaciteit bij de advocaten-generaal, in plaats van het creëren van meerdere pg-functies.

                                                                  Hofpresident Iwan Rasoelbaks 

Hofpresident Rasoelbaks is te vinden voor de invoering van cassatie, maar benadrukte dat deze derde instantie uitsluitend bedoeld moet zijn voor toetsing van de juiste toepassing van het recht, en niet als een nieuwe feitenronde. Volgens hem zijn duidelijke randvoorwaarden noodzakelijk. Vanuit de rechtspraak is aangegeven dat Suriname met cassatie achterloopt in de regio en dat extra rechtsbescherming voor burgers wenselijk is.

Tegelijkertijd waarschuwde Rasoelbaks voor het tekort aan ervaren rechters. De oprichting van een cassatieorgaan kan leiden tot een “weglek” van deskundigheid, waardoor het Hof zelf verzwakt raakt. In dat verband pleitte hij voor een bredere modernisering en versterking van de rechterlijke organisatie en voor het openhouden van opties bij de inrichting van het hoogste rechtscollege, inclusief de benaming en het model.

De hofpresident stelde voor om bij cassatie gebruik te maken van gespecialiseerde ad-hocrechters voor specifieke rechtsgebieden, zoals milieu-, administratief- of belastingrecht. Daarvoor zouden mogelijk grondwettelijke vereisten, zoals nationaliteit en woonplaats, herzien moeten worden. Ook wees hij op de extra kosten die een derde instantie voor burgers met zich kan meebrengen. Hij wees erop dat specifieke deskundigheid nodig is, vandaar zijn pleidooi voor ad-hocrechters. 

Initiatiefnemer Ebu Jones, die de gesprekken bijwoonde, benadrukt tegenover Starnieuws dat de voorgestelde wetswijzigingen gericht zijn op een effectievere en efficiëntere organisatie van de rechterlijke macht. Volgens hem kan een college van pg’s zorgen voor betere afstemming van prioriteiten binnen de vervolging en voor interne richtlijnen, zoals openbare beleidsregels voor strafvervolging. Dit zou moeten leiden tot meer uniformiteit, bijvoorbeeld bij strafeisen in vergelijkbare zaken.

Ook commissievoorzitter Rabin Parmessar stelde dat de voorgestelde wetten beogen te zorgen voor meer checks and balances. Zowel hij als Jones zijn van mening dat Paragsingh met haar eerdere publieke kritiek vooruitliep op de formele procedure. Zij wezen erop dat initiatiefwetten eerst worden ingediend, waarna een commissie van rapporteurs wordt benoemd die de wetsvoorstellen voorbereidt en betrokken partijen hoort, zoals nu is gebeurd. Volgens Jones was de pg voorbarig met haar optreden in de media. 

Tijdens de bespreking, die plaatsvond in de vergaderzaal van De Nationale Assemblee, werd ook stilgestaan bij het algemene vervolgingsbeleid, dat bij de regering ligt. Duidelijke beleidskaders zijn volgens de betrokkenen noodzakelijk om uniformiteit te bevorderen. Paragsingh gaf aan dat het Openbaar Ministerie zelf al richtlijnen heeft ontwikkeld, onder meer voor insluitbeleid en strafeisen, en dat deze informatie publiek toegankelijk is.