Weten de millennials in Suriname wel wat een Bruynzeelwoning is? Wie van de naoorlogse generatie is kan deze houten woningen zó aanwijzen, omdat ze opvallen door bijvoorbeeld verticale schroten onder de glazen shutters, een glazen schuifdeur tussen woonkamer en balkon en een houtentrap. De huizen van Bruynzeel herken je ook in de districten, omdat ze gebouwd zijn rond bestuurscentra en scholen om gedetacheerde ambtenaren en onderwijzers te huisvesten. In Paramaribo vind je deze woningen in diverse wijken, bijvoorbeeld in het Flamingopark en in Benipark. Het bedrijf bouwde ook laagstaande volkswoningen, bijvoorbeeld in Beekhuizen.
door: Roy Khemradj
De geschiedenis van het Nederlandse bedrijf Bruynzeel in Suriname – de naam was Bruynzeel Suriname Houtmaatschappij (BSH) – is eindelijk vastgelegd in een prachtig boek, met fraaie kleuren- en zwart-wit foto’s, plattegronden van woningtypen en het is verrijkt met dagboekaantekeningen van Kees Tempelaar, de founding father van deze woningen. Dit persoonlijke dagboek, in kleur onderscheidend opgemaakt tussen de pagina’s over ontstaan, bloei en het eind van BSH, maakt het boek waardevol omdat het ook een uniek inzicht geeft in de tropenjaren van bakra’s die voor BSH hebben gewerkt. Verder komen een oud-medewerker en enkele bewoners aan het woord. Nooit geweten dat er vanaf 1955, zeker vierentwintig bouwtypen zijn gefabriceerd en dat Suriname in bijna heel het Caribisch gebied prefab-woningen heeft verkocht. In 1990 viel het doek voor de productie van woningen.
Over de totstandkoming van het boek dat een groots project is geworden, verwijs ik naar de bijbehorende
website. Wie deze site bezoekt kan uren zoet zijn met herinneringen ophalen en ook ideeën opdoen. Karolien Janssens die met haar onderzoek naar de Bruynzeelwoningen de graad van Master in de Monumenten- en Landschapszorg behaalde aan de Universiteit van Antwerpen, vindt dat deze woningen behouden en beschermd moeten worden omdat ze deel zijn van de Surinaamse identiteit. De website is ingedeeld in drie rubrieken; de
woningen, publicaties over economische en politieke gebeurtenissen,
rapporten en onderzoeken naar de economische haalbaarheid van Bruynzeel. Ook de 330 pagina’s tellende masterstudie ‘
De geschiedenis en typologie van de Bruynzeelwoningen in Suriname’ is te downloaden. Het laatste thema Bruynzeel vertelt de geschiedenis van BSH, van de bosbouw en de houtverwerkingsindustrie, aan de hand van historisch fotomateriaal.
In de rubriek woningen is alle informatie te vinden over locaties waar de Bruynzeelwoningen staan, brochures en advertenties die in de productieve jaren zijn uitgebracht, bestektekeningen – een aannemer kan hiermee zo aan de slag als iemand nu een Bruynzeelwoning wil bouwen – en verkooplijsten. Met authentieke documenten is bijvoorbeeld te zien hoe de kostprijs van het woningtype Favorite I zich ontwikkelde. Een sleutelklare oplevering kostte in 1976, Sf 32.000; een jaar later Sf ruim 37.000; eind 1979 was de verkoopprijs al opgelopen naar Sf 56.000 en in de jaren 1981 en ’82 kostte de sleutelklare Favorite I gemiddeld Sf 60.000. In 1995 kostte dezelfde woning Sf 5.100.000; vijf miljoen en honderdduizend Surinaamse gulden. Door de verslechterende economie in het land kwam ook de productie van andere woningtypen stil te liggen.
Twee opmerkingen over de grondlegger van de woningen Kees Tempelaar en over foto’s van het bedrijf in het boek. Het was de voorzitter van het Bruynzeel Museum in Bergen op Zoom die de makers van het boek in contact bracht met een van de kinderen van Tempelaar. Toen Kees hoorde dat hij ongeneeslijk ziek was, heeft hij drie jaar gewerkt aan het gedetailleerd opschrijven van belangrijke periodes uit zijn leven, waaronder de Bruynzeeljaren in Suriname, zodat zijn kinderen altijd konden teruglezen hoe ook al weer sommige zaken precies gegaan waren. Kees Tempelaar overleed in 1987 en zijn kinderen hebben zijn memoires en vele foto’s beschikbaar gesteld. Tempelaar beschrijft zijn reis naar Suriname in 1950 en hoe hij aan de slag ging bij Bruynzeel, hoe de eerste woning ontstond, precut en prefab en hoe dat ging met gareelbouw en als laatste vertelt hij over de bestuurlijke heksenketel, reisjes in het Caribisch gebied en zijn terugkeer naar Nederland.
In het boek zijn historische foto’s van Waldemar ‘Waldy’ Nods opgenomen, bekend geworden als ‘Sonny Boy’ in de gelijknamige biografie van Annejet van der Zijl, over zijn ouders en hemzelf. Nods werkte als secretaris bij BSH, begin jaren ’60. Uit het archief van Tempelaar kwam ook een luchtfoto van BSH uit 1965 tevoorschijn. Deze staat over twee pagina’s afgedrukt. Op de zwart-witfoto staan in gele opdruk de bedrijfsonderdelen vermeld met jaar van opening, zoals ‘triplexfabriek 1948’, ‘spaanplatenfabriek 1959’ enz. Indrukwekkend om zo’n luchtoverzicht te zien. Twintig pagina’s verder staat een kleurenfoto (2006) uit de collectie van Philip Dikland met als tekst: ‘Luchtfoto Bruynzeel Suriname Houtmaatschappij N.V.: geen activiteit meer.’ Na deze foto begint het hoofdstuk over het einde van BSH.
Twee redactieleden, Marte Wieringa en Karolien Janssens, hebben ook interviews afgenomen van Vincent Sweeb, die 43 jaar voor BSH gewerkt heeft, met Eduard Eddy Molgo, naar wie een brug over de Saramaccarivier is vernoemd en met enkele bewoners van Bruynzeelwoningen. Ik ben blij dat de nauwelijks bekende Molgo in dit boek is vastgelegd. Hij was als een broer voor Ir. Frans Bubberman, die in 1957 als houtvester in Suriname werd aangesteld en later directeur werd van LBB. Molgo en Bubberman waren misschien wel de beste woudlopers van Suriname, ze waren de bruggenbouwers in de jaren ’60 en ’70, hebben zeker 1500 kilometer bosontsluitingswegen aangelegd en het was Bubberman die een geraffineerd systeem bedacht om de houtsoort Baboen uit de zwampen naar BSH te slepen. Dit verhaal van Ir. Frans Bubberman had ook vanwege het succes van de triplexfabricage waarvoor Baboen gebruikt werd, ook wel een paar pagina’s verdiend. Eduard Molgo overleed in april van dit jaar. Een maand later in Nederland, Ir. Frans Bubberman. In leven hadden ze bijna dagelijks telefonisch contact.
Punt van kritiek bij deze smaakmakers naast de twee hoofdbestanddelen van het boek, ontstaan, bloei en het eind van BSH en de dagboekaantekeningen van Kees Tempelaar, is dat Sweeb, Molgo en de anonieme bewoners worden weergegeven zoals ze spreken, bijvoorbeeld in deze zin: ‘Ja ja, ik ben de eerste eigenaar noh’. En zo kom ik bij pagina’s waarin bewoners aan het woord komen, zes zinnen tegen die met ‘noh’ eindigen. Als meneer Sweeb zegt: ‘De wegen en bruggen zijn niet berekend op zulke loodzware trailers en daarom is de brug over de Falawatrakreek kapot gegaan noh?’, dan voelt dat ‘noh’ aan alsof het bewust erbij geplakt is om de Surinaamse manier van praten uit te drukken. We hebben het hier niet over een roman, maar over een boek dat in algemeen beschaafd Nederlands is geschreven. Waarom die zinnen met ‘noh’?
Sommige lezers kunnen deze weergave van de interviews als belediging of minachting ervaren. Ik vind dat deze interviewteksten geredigeerd moesten worden, want de mensen vinden het niet leuk om in zo’n boek te lezen hoe ze praten. De interviewers hadden zich meer moeten verdiepen in de werkzame levens van Sweeb en Molgo – eigenlijk ook Bubberman – in relatie tot BSH en met meer empathie hadden de bewoners veel meer kunnen prijsgeven over hun Bruynzeelwoning waarvoor ze hard gewerkt en gespaard hebben.
Bruynzeelwoningen in Suriname – met herinneringen van Kees Tempelaar, Karolien Janssens, Marte Wieringa en Dirk Laporte (redactie) is uitgebracht door LM Publishers in Volendam en kost €24,50 ook via boekhandel en Bol.com te bestellen.