De uitspraken van oud-minister Jennifer van Dijk-Silos over het Korps Politie Suriname (KPS) hebben heel wat losgemaakt. Ze noemde het Korps onder andere “ziek” en sprak van “vriendjespolitiek”, “cocaïneleger” en “incompetente leiding”. Begrijpelijk dat zulke woorden hard binnenkomen. Toch moeten we ons afvragen: mag zoiets gezegd worden? En hoe hoort het Korps hiermee om te gaan?

In een vrij land als Suriname is het belangrijk dat mensen hun mening kunnen geven, ook over zaken die gevoelig liggen. Zeker als het gaat om instellingen die veel macht hebben, zoals de politie. Die macht moet kunnen worden besproken, bekritiseerd en gecontroleerd. Dat hoort bij een open samenleving. Vrijheid van meningsuiting betekent niet alleen dat je aardige dingen mag zeggen. Het betekent óók dat mensen hun frustraties mogen uiten, dingen mogen overdrijven en soms zelfs scherpe woorden mogen gebruiken – zolang het maar bijdraagt aan het gesprek over belangrijke onderwerpen.

Jennifer van Dijk-Silos is niet de eerste de beste. Ze is jurist, oud-minister van Justitie en Politie, en iemand die vaak haar mening geeft over wat er misgaat in het land. Haar woorden zijn hard, maar ze gaan over het functioneren van een publieke instelling. Dat is iets waar iedereen wat van mag vinden. Of je het met haar eens bent of niet, haar uitspraken horen bij het publieke debat. En juist mensen die vroeger in de regering hebben gezeten, mogen en moeten blijven meedenken en meepraten over hoe het beter kan.

De reactie van de korpsleiding kwam snel, fel en bijna persoonlijk. Natuurlijk is het niet fijn om zulke kritiek te krijgen, maar het is belangrijk dat een organisatie als het KPS daar professioneel mee omgaat. Niet boos worden of terugvechten, maar rustig blijven, luisteren en waar nodig uitleggen of verbeteren.

Wie met gezag wil optreden in de samenleving, moet ook laten zien dat hij kritiek kan verdragen. Dat laat zien dat je sterk staat. Juist als mensen zich zorgen maken of dingen durven zeggen die pijnlijk zijn, is het goed om als instelling te laten zien dat je openstaat voor die meningen. En juist daar schiet de politieorganisatie, met haar commandostructuur, tekort in.

De uitspraken van Van Dijk-Silos waren fel, maar ze ging niet in op persoonlijke zaken van individuele agenten. Haar kritiek ging over het systeem, over hoe de leiding functioneert en over hoe zaken geregeld zijn binnen het Korps. Dat is precies waar we als samenleving over moeten kunnen praten. Als zulke kritiek meteen wordt opgevat als een aanval of belediging, missen we de kans om ervan te leren. Dan sluiten we onszelf af, terwijl we eigenlijk zouden moeten luisteren.

Goede leiders en sterke organisaties worden niet kleiner van kritiek. Ze worden er juist sterker van, omdat ze bereid zijn om na te denken, dingen te verbeteren en in gesprek te gaan. Het KPS zou deze situatie kunnen gebruiken om te laten zien dat het openstaat voor verandering en verbetering. Laat zien dat je als Korps durft te kijken naar je eigen functioneren. Dat is geen zwakte, maar juist een teken van kracht.

Kritiek hoort erbij als je een belangrijke rol speelt in de samenleving. Politiefunctionarissen doen zwaar en belangrijk werk. Maar juist daarom moet het Korps laten zien dat het tegen een stootje kan. Niet door kritiek te negeren of af te wijzen, maar door ermee aan de slag te gaan. Wie respect wil, moet ook laten zien dat hij openstaat voor de mening van anderen.

Drs. Raoûl U. Hellings B.Pol.