Reactie 8 decemberproces, maskers politici en aanverwanten
07 Feb 2017, 08:08
foto
Serena Essed


Na de ongegronde juridische uitspraken van mr. drs. Sharmilia Kalidien-Mansaram (nader te noemen Mansaram) gelezen te hebben in haar artikel over de voortzetting van het 8 december strafproces, voelde ik me genoodzaakt om enkele onjuistheden recht te trekken. Op de persoonlijke aantijgingen zal ik niet ingaan, maar beperk ik me slechts tot het juridische.

Op 30 januari 2017 heeft de Krijgsraad beslist dat het 8 december strafproces wordt voortgezet en is het verzoek om de zaak te beëindigen op basis van de Resolutie van 29 juni 2016 (nader te noemen de Resolutie), afgewezen.

Samen met de president is Mansaram van mening dat er sprake zou zijn van inconsequenties in het 8 december strafproces. Er kan alleen sprake zijn van inconsequent handelen wanneer een besluit niet in lijn is met een eerder genomen beslissing. De voorloper van het besluit van 30 januari 2017, was de uitspraak van 9 juni 2016, waarin reeds was beslist dat de vervolging wordt voortgezet. Om vast te kunnen stellen als daadwerkelijk sprake zou zijn van enige vorm van inconsequentie, is het van belang deze uitspraken met elkaar te vergelijken.

Het strafproces was op 13 april 2012 geschorst, omdat de Amnestiewet, die in essentie bepaalt dat het proces moet worden beëindigd, op 5 april 2012 was aangenomen. De schorsing van het proces is op 9 juni 2016 opgeheven, omdat de Krijgsraad kort gezegd van oordeel was dat een wettelijke bepaling die in het vergevorderd stadium van het proces tot doel heeft de zaak te stoppen, een inmenging in die zaak betekent, hetgeen verboden is in artikel 131 Grondwet. Daarnaast is de lange duur van het proces tevens in strijd met de grondrechten zoals genoemd in artikel 10 Grondwet. Op basis van artikel 137 Grondwet is de Amnestiewet toen buiten toepassing verklaard en is bepaald dat de strafzaak voortgezet diende te worden.

Vervolgens heeft de president bij Resolutie aan de Procureur-Generaal (PG) de opdracht gegeven om de vervolging te beëindigen. De Amnestiewet en de Resolutie hebben dus in essentie dezelfde strekking, namelijk stopzetting van het 8 december strafproces. Als de Krijgsraad een wettelijke regeling (de Amnestiewet), die tot doel heeft de stafzaak te eindigen, buiten toepassing verklaart, is het alleen maar meer dan consequent dat de Krijgsraad alle andere regelingen die hierna volgen met dezelfde doelstelling eveneens buiten toepassing verklaart. Immers zou het juist tegenstrijdig zijn om in het geval waarbij twee regelingen die precies hetzelfde doel hebben, te bepalen dat toepassing van de ene regeling niet geoorloofd is, maar de andere wel. Het besluit van de Krijgsraad om de strafzaak voort te zetten, is dus wel consequent en verschaft rechtszekerheid. Van enige tegenstrijdigheid of inconsequentie in de besluitvorming van de Krijgsraad is dus geen sprake.

Verder haalt Mansaram meerdere stellingen aan waaruit volgens haar de zogenaamde inconsequenties zouden moeten blijken. Echter zijn deze standpunten eveneens ongegrond en zal puntsgewijs in het navolgende hierop worden ingegaan.

1. De lijdelijkheid van de rechter
Mansaram stelt dat De Amnestiewet die door DNA werd aangenomen…, is van de tafel geveegd terwijl onze rechters lijdelijk behoren te zijn. Dat is het rechtssysteem dat we nou eenmaal hebben. Deze stelling is niet alleen onjuist, maar ook juridisch ongegrond. Ter voorkoming van verwarring die deze stelling kan creëren over de rol van de rechter, wil ik me als eerst haasten kort uit te leggen wat de lijdelijkheid van de rechter inhoudt. De lijdelijkheid van de rechter spitst zich toe op de vraag wat de (actieve of passieve) rol/bevoegdheid van de rechter is in een rechtszaak. De lijdelijkheid van de rechter verschilt hemelsbreed van elkaar in het straf en het civiele recht. In het civiele recht is de rechter lijdelijk, wat betekent dat de rechter een passieve rol heeft en gebonden is aan de feiten die partijen als waar en juist accepteren. Terwijl in het strafrecht de rechter een zeer actieve rol heeft, gelet op het feit dat het uiteindelijk doel van de strafrechter is om de waarheid te achterhalen. De strafrechter is daarom, in tegenstelling tot de civiele rechter, niet beperkt tot de feiten die hem worden voorgelegd.

Mansaram indiceert met haar stelling dat de Krijgsraad een passieve houding zou moeten hebben. Echter is de Krijgsraad juist verplicht een actieve rol te hebben om te komen tot waarheidsvinding. De mate van lijdelijkheid van de civiele en strafrechter dienen daarom absoluut niet door elkaar gehaald te worden, anders wordt verwarring compleet. Daarnaast betekent de lijdelijkheid van de rechter geenszins dat de rechter blindelings wetten en resoluties in concrete gevallen van toepassing moet verklaren. De rechter is zelfs verplicht om het aan haar voorgelegd geschil te toetsten aan de wettelijke bepalingen en indien zij tot de bevinding komt dat die bepaling niet van toepassing is op dat concreet aan haar voorgelegd geval, zijn er verschillende grondslagen om die regeling niet geoorloofd te achten. Een daarvan is bijvoorbeeld artikel 137 Grondwet dat voorschrijft dat de rechter in een concreet geval kan bepalen dat een wettelijke regeling buiten toepassing wordt verklaard, wanneer die regeling in strijd is met de Grondwet. De Krijgsraad heeft op basis van dit artikel de Amnestiewet niet geoorloofd geacht. De rechter is hiertoe conform de wet geheel bevoegd. In de woorden van Mansaram; dat is het rechtssysteem dat we nou eenmaal hebben.

2. Het bevel aan de PG krachtens de Resolutie
Verder stelt Mansaram dat een opdracht van de PG om de vervolging te staken… wordt terzijde geschoven. Ten eerste is in tegenstelling tot hetgeen Mansaram stelt de opdracht aan de PG helemaal niet terzijde geschoven, maar mist de PG elke bevoegdheid de vervolging te beëindigen. Artikel 222 lid 2 Wetboek van Strafvordering bepaalt dat het Openbaar Ministerie alleen van verdere vervolging kan afzien, zolang het onderzoek ter terechtzitting (de behandeling van de zaak door de rechter op de zitting) nog niet is aangevangen. Gelet op het feit dat het onderzoek ter terechtzitting al vanaf 2007 begonnen is, heeft het Openbaar Ministerie reeds jaren niet de bevoegdheid om de strafzaak te beëindigen. Het bevel van de president om de PG hiertoe desondanks op te dragen, is dan ook in strijd met de wet.

Ten tweede heeft de rechter meer dan terecht geoordeeld dat de Resolutie onder andere niet past binnen het gesloten systeem van onze wet. Een zeer leerrijke uiteenzetting van mr. drs. G. Best over de Resolutie, gepubliceerd in het Surinaams Juristen Blad van oktober 2016, leert dat de Resolutie alleen al op formele gronden absoluut niet uitvoerbaar is. Dan is nog niet eens gesproken over de materiële, dan wel inhoudelijke onjuistheid. Enkele punten aangehaald door Best zijn dat ten eerste de strafvervolging alleen plaatsvindt op wijze bij wet voorzien (het legaliteitsbeginsel). De Resolutie is geen wet en daarom helemaal geen wettelijke grondslag op basis waarvan de strafvervolging beëindigd kan worden.

De president heeft de PG bevolen 'de vervolging te beëindigen’'. De rechter is in het strafrecht gebonden aan limitatief in de wet opgesomde uitspraken, wat betekent dat de rechter geen enkele andere uitspraak kan doen, dan die in de wet zijn opgenomen. Te denken valt aan vrijspraak, niet ontvankelijkheid van de vervolgingsambtenaar etc. 'Beëindiging van de vervolging’ bestaat niet in de wet en is het daarom onmogelijk voor de rechter om tot deze uitspraken te komen. Dus ook al zou de Krijgsraad het verzoek van de Auditeur-Militair (AM) willen toewijzen, dan nog is het juridisch onmogelijk het uit te voeren. Op grond van al het bovenstaande is de Resolutie op zijn zachtst uitgedrukt een juridische rammelaar en niet te handhaven. Het bevel aan de PG is daarom door de Krijgsraad ‘niet terzijde geschoven’, maar is het verzoek van de AM op basis van deugdelijk gemotiveerde gronden afgewezen.

3. De rechter is niet gebonden aan de inhoud van het requisitoir van de AM

Mr. Spong is er met de haren bij gesleept, waarbij Mansaram over zijn artikel waarin de aard en de inhoud van het requisitoir wordt uitgelegd, stelt dat hij heeft aangegeven dat de Krijgsraad niet gehouden is aan het requisitoir en zonder requisitoir de Krijgsraad ook een oordeel kan vellen. Dat is in de Surinaamse rechtspraak nog nooit eerder gebeurd, maar nu in deze specifieke zaak dus wel geoorloofd? Indien het artikel van Spong kritisch gelezen was, zou het meer dan duidelijk zijn dat Spong niet beoordeeld heeft als het wel of niet houden van het requisitoir geoorloofd is. Hij heeft slechts aangegeven wat de theoretische mogelijkheden zijn in de zaak en gesteld dat ongeacht het requisitoir van de AM, de Krijgsraad niet gebonden is aan de inhoud hiervan. Met andere woorden is de Krijgsraad niet verplicht de eis, dan wel de inhoud van het requisitoir van de AM op te volgen.

Tot slot heeft Mansaram aangegeven dat het liedje van machtsstaat versus rechtsstaat dat steeds wordt aangehaald ervoor zou hebben gezorgd dat Suriname binnen een jaar een paar keer veranderd is van rechts- naar machtsstaat en omgekeerd, waardoor de Staat wel op een lichtschakelaar zou lijken. Ten eerste vind ik het als Surinaamse burger betreurenswaard dat de onafhankelijke Republiek Suriname, vergeleken wordt met een lichtschakelaar. Ten tweede is het geluid van het liedje dat ik hoor, één waarbij de Staat Suriname nog steeds een rechtsstaat is en allerlei ongefundeerde uitlatingen van met name politici daar niets aan verandert.

Dat Suriname nog steeds een rechtsstaat is, blijkt tevens uit het feit dat de manier waarop de inrichting van de Staat, zoals in de Grondwet is bepaald, nog steeds van kracht is, namelijk het beginsel van de leer van de Trias Politica. Deze leer bepaalt dat de drie machten, te weten de wetgevende-, de uitvoerende- en de rechterlijke macht van elkaar gescheiden zijn, hetgeen inhoudt dat ze onafhankelijk en zelfstandig van elkaar opereren. Onterecht wordt de rechterlijk macht ervan beschuldigd niet zelfstandig, dan wel inconsequent te zijn. In dit strafproces heeft de Krijgsraad (de rechterlijke macht) duidelijk het tegendeel bewezen en is getoond dat zij zich in elk geval niet laat dicteren welke uitspraken zij moet doen en wat de inhoud daarvan moet zijn. Sterker nog heeft de Krijgsraad in lijn met het vonnis van 9 januari 2016 en dus consequent, bepaald dat de vervolging wordt voortgezet. De Krijgsraad heeft dus conform wet en recht de uitspraak gedaan. Nu er alleen sprake is van de rechtsstaat Suriname en consequent handelen van de rechterlijke macht, spreek ik de hoop uit dat, met name politici, geen rechtsonzekerheid scheppen door de fundamenten waarop de rechtsstaat gestoeld is in twijfel te trekken.


Mr. Serena N. Essed
Advertenties

Sunday 19 May
Saturday 18 May
Friday 17 May
Thursday 16 May