Kinderrechten: Bescherming niet-erkende kinderen
26 Nov, 22:51
foto


(Aangeboden)

Rond de herdenking van 35 jaar Kinderrechten heeft het Universiteitsinstituut Kinderrechten (UK) van de Faculteit der Juridische Wetenschappen van de Anton de Kom Universiteit van Suriname enkele activiteiten georganiseerd. In dit artikel wordt een afstudeeronderzoek van student Shyraisa Mohan gedeeld met de samenleving. De probleemstelling van dit onderzoek luidt: Hoe kan de tegenstrijdigheid tussen het oorspronkelijke doel van de gerechtelijke vaststelling van vaderschap, gericht op het beschermen van het belang van het kind en de beperking van erfrechtelijke gevolgen na het overlijden van de vader, zoals beschreven in het Nieuw Surinaams Burgerlijk Wetboek (NSBW), worden opgelost conform het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK)?

Om de natuurlijke niet-erkende kinderen meer rechtszekerheid te bieden, introduceerde de wetgever in het NSBW de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap (GVV). Artikel 1:207 lid 1 NSBW biedt de mogelijkheid aan de moeder, het kind, of het Bureau voor Familierechtelijke Zaken om het vaderschap van de man via gerechtelijke wegen te laten vaststellen, zelfs na het overlijden van de vader. Voor deze GVV is de medewerking van de vader niet vereist, wat een aanzienlijke versterking van de rechten van het kind vormt, in het belang van hun welzijn en ontwikkeling.

Het onderzoek is verricht aan de hand van een casus
De vader van een natuurlijk niet-erkend meisje, dat wil zeggen dat zij niet uit een huwelijk is geboren en ook niet is erkend door haar vader, overleed op 8 augustus 2024 en zijn nicht werd als enige erfgename aangewezen. Haar hoop op erkenning en een deel van de nalatenschap vervloog in één klap. Haar situatie weerspiegelt een veelvoorkomend probleem van natuurlijke niet-erkende kinderen in Suriname. Door de huidige wetgeving hebben zij beperkte rechten ten opzichte van erkende kinderen, wat leidt tot juridische en maatschappelijke ongelijkheid.

Artikel 342 lid 1 van het huidige Burgerlijk Wetboek (BW) verplicht vaders hun kinderen te verzorgen, al hebben zij  hun kinderen niet erkend. Echter missen veel kinderen deze rechten, omdat vaders in de praktijk zich niet hieraan houden.
Ondanks de positieve intenties bevat artikel 1:207a lid 1 NSBW een belangrijke beperking die het doel van de GVV ondermijnt. Het artikel stelt dat, indien de vader overlijdt voordat een verzoek tot vaststelling van het vaderschap is ingediend, dit geen erfrechtelijke gevolgen heeft, tenzij het verzoek binnen vijf jaar na de geboorte van het kind wordt gedaan.

De vijfjarige termijn in artikel 1:207a lid 1 NSBW belemmert natuurlijke niet-erkende kinderen in hun erfrechtelijke aanspraken, doordat vaderschap binnen deze beperkte periode moet worden vastgesteld, wat vaak buiten hun controle ligt. Hierdoor worden ze benadeeld, terwijl de GVV  juist hun belangen zou moeten beschermen. Het IVRK stelt duidelijke eisen aan Staten met betrekking tot de bescherming van kinderrechten. Twee belangrijke beginselen van het IVRK zijn relevant voor de beoordeling van artikel 1:207a lid 1 NSBW: het non-discriminatiebeginsel  en het belang van het kind.

Artikel 2 IVRK verbiedt elke vorm van discriminatie tegen kinderen en garandeert dat alle kinderen, ongeacht hun status, recht hebben op gelijke behandeling. Dit impliceert dat natuurlijke niet-erkende kinderen dezelfde rechten moeten genieten als erkende kinderen. Door de beperking van artikel 1:207a lid 1 NSBW worden deze kinderen echter systematisch uitgesloten van erfrechtelijke aanspraken, wat neerkomt op een vorm van indirecte discriminatie.

Artikel 3 IVRK verplicht staten om bij elke beslissing het belang van het kind voorop te stellen. De vijfjarige termijn negeert echter dit principe, omdat veel kinderen en moeders niet in staat zijn om binnen die periode een verzoek tot GVV in te dienen. De redenen hiervoor zijn divers: gebrek aan kennis over hun rechten, economische en sociale belemmeringen en soms het ontbreken van juridische bijstand. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt niet bij het kind, maar bij de ouders of de juridische en maatschappelijke structuur waarbinnen zij leven.

 De aanbeveling is om artikel 1:207a lid 1 NSBW te herzien door de vijfjarige termijn op te heffen of te verruimen. Dit zou natuurlijke niet-erkende kinderen in staat stellen om op elk moment aanspraak te maken op hun erfrechtelijke rechten, ongeacht de termijn waarbinnen het vaderschap wordt vastgesteld. Een dergelijke hervorming zou de juridische ongelijkheid wegnemen en ervoor zorgen dat alle kinderen in Suriname, ongeacht hun afstammingsstatus, gelijke rechten hebben.

Enkele belangrijke doelstellingen van het UK zijn:
-Het bevorderen c.q. beoefenen van wetenschappelijk onderzoek op het onderwerp kinderrechten;
-Het vergroten van kennis en inzichten omtrent kinderrechten onder de studenten en in de samenleving.


Begeleiders: Mr. dr. M. Manohar en Mr. H. Edoo
Advertenties

Sunday 08 December
Saturday 07 December
Friday 06 December