In de jongste editie van het Surinaams Juristenblad (2022, nr. 3) heeft mr. Anneke Chin-Al-Lin, hierna te noemen de 'auteur', een belangwekkend artikel geschreven over, enerzijds, de recente wijziging van de Zegelwet en, anderzijds, de vraag of de Zegelwet aan vervanging toe is.

Uit hoofde van de Zegelwet heft de Staat belasting over akten en geschriften, het zogenoemde zegelrecht. De wet maakt een onderscheid tussen drie soorten zegelrecht, te weten (i) formaatzegelrecht; (ii) vast zegelrecht; en (iii) proportioneel zegelrecht.

In oktober 2022 is het proportioneel zegelrecht dat verschuldigd is bij de verkrijging van onroerende zaken door de wetgever aangepast. Het algemeen tarief dat verschuldigd is bij overdracht van onroerende zaken is verlaagd van 7% naar 4%. Bij de overdracht van onroerende goederen aan bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graag is bovendien het tarief teruggebracht van 7% naar 0,5%. En tot slot is bij ruil of koop/verkoop met het oog op het in overeenstemming brengen van de juridische situatie met een feitelijke situatie, het tarief eveneens teruggebracht van 7% naar 0,5%.

Hoewel voormelde verlaging van het zegelrecht volgens de auteur is toe te juichen, plaatst zij enkele kritische kanttekeningen bij de wetswijziging en beargumenteert zij haar stelling dat de wetswijziging (i) niet helemaal doordacht is; (ii) haar doel voorbijschiet; (iii) misbruik niet tegengaat; en (iv) ongelijkheid tot gevolg heeft.

De auteur bespreekt een aantal situaties waarin de verschuldigdheid van het zegelrecht, al dan niet geheel, kan worden vermeden. De auteur vraagt zich daarnaast af wat rechtvaardigt dat het toepasselijke tarief voor de categorie van transacties, waarbij de juridische situatie in overeenstemming moet worden gebracht met een feitelijke situatie, moest worden teruggebracht naar 0,5% in plaats van, bijvoorbeeld, 4%.

In het laatste deel van het artikel bespreekt de auteur het proportioneel zegelrecht bij aktes en geschriften die betrekking hebben op andere rechtshandelingen dan de overdracht van onroerend goed. Uit de voorbeelden die de auteur bespreekt, blijkt dat bij verreweg de meeste akten en geschriften die uit hoofde van de Zegelwet aan zegelrecht onderhevig zijn, geen zegelrecht wordt geheven en dat de oorzaak hiervan is gelegen in het feit dat de rechtshandelingen die uit de akten en geschriften blijken, zonder medewerking van de fiscus kunnen worden voltooid. De Zegelwet is dus voor een belangrijk deel een dode letter.

Gelet op het voorgaande, pleit de auteur voor afschaffing van de Zegelwet althans vervanging daarvan door een Wet Overdrachtsbelasting.

G.N. Best
Redactie Surinaams Juristenblad
(redactie.sjb@gmail.com)