Het Nederlands Openbaar Ministerie (OM) wenst nu pas de gronden van de inbeslagname 19,5 miljoen euro middels onderzoek te rechtvaardigen.

1.Soevereiniteit
Suriname is een soeverein land, wat betekent dat het volledige jurisdictie heeft over zijn eigen grondgebied en de personen en entiteiten die zich daar bevinden. Dit beginsel van soevereiniteit is een fundamenteel onderdeel van het internationaal recht en bepaalt dat geen enkele staat zonder toestemming van de andere staat op diens grondgebied mag handelen.

2.Justitiële samenwerking:
Internationale protocollen en verdragen over justitiële samenwerking zijn in het leven geroepen om grensoverschrijdende misdrijven te kunnen vervolgen zonder de soevereiniteit van een land te schenden. Zonder dergelijke protocollen in acht te nemen, zou een vervolging door het Nederlandse OM van personen of entiteiten in Suriname een schending van de soevereiniteit van Suriname kunnen vormen.

3.Internationale normen en inmenging:
Het vervolgen van entiteiten binnen een ander territoriaal rechtsgebied door een buitenlandse mogendheid zonder de geldende internationale normen te volgen, kan als een verregaande vorm van inmenging worden beschouwd. Dit zou in strijd zijn met de principes van nationale soevereiniteit en niet-inmenging in de interne aangelegenheden van staten, zoals vastgelegd in het Handvest van de Verenigde Naties.

4. Drugshandel en geld:
Geld kan pas in verband met drugshandel worden gebracht als er een duidelijke en onlosmakelijke verbinding tussen de drugs en het geld kan worden aangetoond. Dit vereist doorgaans bewijsvoering die de directe relatie tussen de illegale drugsactiviteiten en de financiële transacties aantoont. De inbeslagname is niet alleen een onrechtmatige inmenging, zoals eerder beschreven, maar ook onwettig omdat er destijds onmogelijk sprake kon zijn van een "redelijk vermoeden". 

De houding van het Nederlandse OM wekt de indruk dat het nu pas de gronden voor de inbeslagname wil rechtvaardigen door mogelijke rechtshulpverzoeken. Een vaag vermoeden gebaseerd op globale inlichtingen en geruchten voldoet niet aan de vereisten van een redelijk vermoeden. Dit is onaanvaardbaar en in strijd met de beginselen van het strafprocesrecht.
 
Mr. Ferdinand Welzijn
Algemeen docent Straf- en Strafprocesrecht