Epiloog: Dadersillusie
06 Apr 2012, 08:30
foto
De coalitieleden in De Nationale Assemblee kort voor de stemming woensdagavond.


Theo Para schrijft in zijn epiloog dat de aangenomen amnestiewet een dadersillusie is: niemand kan de geschiedenis het zwijgen opleggen.

Eerlijke mensen vragen zich af of ze goed of slecht handelen. Criminelen stellen zich de vraag of ze gepakt worden of niet. In een beschaafde politieke cultuur is zelfs de schijn van wetsovertreding reden voor een politiek leider of bestuurder zijn functie neer te leggen. Dat doet hij om het aanzien van zijn partij, de politiek en zijn land niet te beschadigen. In landen waar de georganiseerde criminaliteit deel uitmaakt van de politiek en het openbaar bestuur, worden politieke functies juist geambieerd om aan strafvervolging te ontkomen. Macht en wet worden ingezet tegen het recht.

Deze president had in DNA nooit gekozen mogen worden. Hij had bij aantreden een strafblad, had eerder tegen de grondwet gehandeld (telefooncoup) en was hoofdverdachte van massamoord. Zij die nu op hypocriete wijze het in het ‘staatsbelang’ achten ‘het instituut van het presidentschap’ een vonnis te besparen, hadden natuurlijk nooit zo een besmette president mogen kiezen. Nu met ‘het instituut’ op de proppen komen moet maskeren dat zij zich hebben schuldig gemaakt aan wetgeving ad hominem, wetgeving met als enig doel de behartiging van de (justitiële) privébelangen van een bevriende persoon en/of personen.

Mede door de onderbouwde en integere kritiek van de parlementaire oppositie kon het publiek in alle naaktheid de inconsistentie en willekeur van de morele corruptie gewaarworden. Van het daders-gelijkheidsbeginsel, het kernargument voor ‘wijziging’ van de amnestiewet van 1992, bleef niets over toen na alle debat vlak voor de stemming alleen de massaslachting te Moiwana van amnestie werd uitgesloten. Het was resultante van een politieke koehandel met leed van slachtoffers om de tweede collaborateur, ook met een strafblad, aan boord te krijgen. Collaboratie is iets heel anders dan verzoening. Het laatste is het proces van herstel van menselijke verhoudingen op basis van rechtsgelijkheid en genoegdoening voor de slachtoffers en hun families. Collaboratie daarentegen is uit eng eigen (groeps)belang aanschuiven bij het kwaad ten koste van de democratische rechtsstaat en de grondrechten van de slachtoffers en hun families. Verzoening is eervol, collaboratie is een schande.

Cultus van persoonsverheerlijking
De pajongwaaiers van de moordenaars beschuldigden in het parlement de rechters in het 8 decemberstrafproces van vooringenomenheid. Zij zouden zich lenen voor een ‘politiek proces’. Het oordeel van de rechters is nog onbekend!. Zonder feitelijke onderbouwing op voorhand de integriteit van de rechters aantasten, toont niet alleen een volstrekt ontbreken van respect voor de rechterlijke macht, het demonstreert de potsierlijke arrogantie van de domheid, die lelijke domheid van het ethisch en stilistisch analfabetisme. De (jonge) pajongwaaiers zijn politiek gedisciplineerd in de cultus van persoonsverheerlijking.

De persoon van hun Leider is hun beginsel en boven alle kritiek verheven. Het komt niet bij hen op dat het de Krijgsraad niet om te doen is hun leider ‘uit te schakelen’, de Krijgsraad wil slechts haar werk doen en recht spreken. De futuboi van de daders hanteren de tactiek van de dief die roept ‘houdt de dief!’. Zij willen daarmee verhullen dat het juist hun leider is die de Krijgsraad wil uitschakelen, uit angst voor ontmaskering. Ook al regent het ooggetuigenissen en feiten dat hun leider heeft gelogen (‘op de vlucht neergeschoten’, ‘ik was niet in Fort Zeelandia’, ‘ik heb de trekker niet overgehaald’), zij blijven gevangen in ontkenning. Zij sloven zich daarin uit omdat zij in de argwanende context van autoritair leiderschap telkens hun loyaliteit moeten bewijzen. Gevangen in het egocentrische wereldbeeld van Baas ontberen zij inlevingsvermogen ten opzichte van de slachtoffers en hun families. Zij voelen niet aan dat het wettelijk dwingen van nabestaanden om de ontvoerders, folteraars en moordenaars van hun geliefden te ‘vergeven’, vernederend en misdadig is, want een flagrante schending van de rechten van de mens.

Cultuur van straffeloosheid
De wetenschap van de politieke psychologie beschrijft het fenomeen van ‘system justification’. Mensen vermijden fundamentele kritiek op het systeem waar ze in moeten leven, uit angst voor de spanning die dat met zich meebrengt. Wanneer het bovendien een systeem is waar moordenaars een beslissende invloed hebben en vrijuit gaan, dan neemt de neiging tot ‘system justification’ toe.
De amnestiewet markeert, zoals Human Rights Watch verklaarde, een verdieping van de cultuur van de straffeloosheid. Die cultuur van de willekeur staat haaks op het rechtsstatelijke principe dat niemand boven de wet staat. Juist voor de arme meerderheid is die cultuur funest, omdat dan het recht van de sterkste geldt. Sociaal-economische ontwikkeling plaatsen tegenover morele waarden is als het plaatsen van het lichaam tegenover de geest, het is wetenschappelijk en algemeen menselijk bezien demagogische prietpraat.

Dadersillusie
Van de Duitse filosoof Georg Hegel is de uitspraak bekend dat het enige dat mensen van de geschiedenis leren is dat ze niets van de geschiedenis leren. De makers van de amnestiewet hebben het nog bonter gemaakt, zij hebben in hun wet officieel verklaard niets te w i l l e n leren van de geschiedenis. Zij koesteren de dadersillusie, in naam van de toekomst, wettelijk het moreel-historische debat te kunnen stilleggen. Zij denken met de wet de waarheid te kunnen bedwingen en hun leven in de leugen – al dan niet met een karikaturale waarheidscommissie - aan heel de natie te kunnen opleggen. Het is een fatamorgana omdat heel onze geschiedenis, van de koloniale slavernij en contractarbeid tot de moderne tijd leert, dat de vrede- en vrijheidlievende Surinamers zich niet laten verbieden het lijden dat hen is aangedaan en het verlangen naar gerechtigheid te verwoorden en te verbeelden.

Zowel de solidariteit (wans’ ope tata komopo, wi mu seti kondre bun), de strijdbaarheid (stré de’f stré, wi no sa frede) als de moraliteit (recht en waarheid maken vrij, Al wat goed is te betrachten, Dat geeft aan ons land waardij) zijn diep verankerd in de historische Surinaamse ziel. Midden jaren tachtig riep militair Badresein Sital, een van de latere 8 december-verdachten, apodictisch: ‘ 8 December is een afgesloten hoofdstuk!’. Ziet nu, bijna 30 jaren later hoe springlevend en veerkrachtig de strijd om gerechtigheid in Suriname is, nationaal en internationaal. Ook nu weer klinkt uit het daderskamp het waandenkbeeld van het ‘afgesloten hoofdstuk’. Maar niemand kan de geschiedenis het zwijgen opleggen. De strijd om gerechtigheid is onomkeerbaar, gelijk de dood van de slachtoffers.

Theo Para
Advertenties

Friday 19 April
Thursday 18 April
Wednesday 17 April