In een serie van vijf artikelen geeft Ivan Fernald een reflectie op de huidige vernieuwingen in het onderwijs.
“Voor de vernieuwingen in het onderwijs is er tot heden
US$ 70 miljoen geïnvesteerd in het onderwijs in Suriname. Binnenkort zal er nog US$ 30 miljoen geïnvesteerd worden”. Dit heeft Onderwijsminister Henry Ori, op 24 aug 2023 tijdens een persconferentie in het CENASU-gebouw medegedeeld. Er is veel geld gemoeid met de onderwijsinnovatie. De financiering is voor een belangrijk deel geschied door de Islamic Development Bank ISDB), de Wereldbank en de IDB, maar uiteindelijk zal de belastingbetaler hiervoor opdraaien.
Doelmatigheid
Daarom moeten er kritische vragen gesteld worden over de effectiviteit en de doelmatigheid van de bestedingen. Waaraan zijn de middelen besteed, hoeveel en wat is de output? Wat behelst de vernieuwing, waarom zijn die noodzakelijk, hoe zijn die ingevoerd en wat zijn de effecten? Zijn de beoogde doelen wel gehaald? Hoe worden die gemeten? Zijn er vergelijkingen te trekken met de kwaliteit van ons onderwijs met het verleden op het gebied van lezen, taal en rekenen? Hoe staat het met ons onderwijs ten opzichte van de regio? Er bestaan namelijk standaardmechanismen om de output van onderwijsstelsels te meten. Er zijn ook betrouwbare vergelijkingsinstrumenten voor leerresultaten tussen leerlingen uit verschillende landen. (Programme for international student assessment).
Wie waarborgt de handhaving van de kwaliteit of zelfs de verbetering daarvan? Is er voldoende toezicht ook op de afgelegen scholen in de districten en het binnenland? Is de onderwijsinspectie daarvoor in voldoende mate toegerust. Krijgt die ook de nodige voorzieningen om het werk naar behoren te doen?
Er wordt heel veel geld gestoken in onderwijs. Het ministerie van Onderwijs heeft een resultaatsverplichting. Hard werken en inspanning leveren zijn niet genoeg. Wij willen resultaat zien. Wij willen deugdelijk onderwijs, dat voldoet aan internationale standaarden. Er mogen geen concessies gedaan worden ten aanzien van de kwaliteit. Daarom moeten er vooraf beleidsdoelen en prestatie-indicatoren gesteld worden.
Het parlement
DNA roert zich en heeft op 26 aug 2023 een onderwijsdebat gehouden. Dit valt toe te juichen, maar waarom is zulks niet eerder gebeurd? Er is tot heden geen wettelijke basis als grondslag voor de structuurwijziging: ‘de 10-jarige basisschool’. Dit kan het parlement ook worden aangerekend, want zij heeft niet eerder aan de bel getrokken. De samenleving moet afdwingen dat er verantwoording afgelegd wordt m.b.t. de besteding en output van de innovatie. Dit doet zij middels het parlement, die de soevereine wil van het volk tot uitdrukking brengt.
Kernproblemen aanpakken
Het valt op dat menige parlementariër niet verder komt dan het opsommen van symptomen en helaas volledig voorbijgaat aan de kernoorzaken. Symptoombestrijding legt geen zoden aan de dijk. De kernproblemen moeten worden aangepakt. Automatische doorstroming (ook wel aangeduid als drempelloze doorstroming) is geen doel op zich, maar een direct gevolg van het doorbreken van het jaarklassensysteem. Elk kind moet een eigen leerweg krijgen, zijn talenten kunnen ontwikkelen en op eigen tempo voortgang boeken. Het probleem is dat wij bij lange na, (nog) niet kunnen voldoen aan de randvoorwaarden. Dat maakt automatische doorstroming een issue die met enige scepsis beschouwd moet worden.
De verwachting is dat wij er wel uit komen, maar de offers die gebracht worden zijn te groot. Indien op grote schaal, leerlingen doorstromen zonder dat het systeem zorgdraagt voor een flankerend beleid, compleet met een batterij aan deskundigen zoals remedial teachers en zorgcoördinatoren, en een vakkundig inspectieapparaat, dan zullen de hiaten alleen maar groter worden. Deze leerlingen zijn het kind van de rekening, want de ontwikkelingsachterstanden worden niet ingelopen.
De tragische paradox
Met de invoering van de innovatie werd een algehele verhoging van het onderwijspeil beoogd. Wij pretenderen met doorstroming ook de kansengelijkheid te vergroten. De paradox is dat het tegendeel gebeurt. Kansarme kinderen hebben het juist moeilijker gekregen. Zij raken verder achter op school en op de sociaal-maatschappelijke ladder. Het beleid ‘no child left behind’ wordt geweld aangedaan als de randvoorwaarden niet geschapen worden. Wij laten het kind aan zijn lot over. De leerling stroomt door, maar het systeem is niet ‘in place’ om op adequate wijze een eigen leerweg aan te bieden. Niet alleen dalen de prestaties, maar de ongelijkheid zal, in weerwil van de goede bedoelingen, juist toenemen. De leeropbrengsten zijn dan maar matig en het kind verpietert. Dit is een kwalijke zaak.
Kwaliteitserosie
Er dreigt dan een totale devaluatie van ons onderwijs; een kwaliteitsderving van ongekende proporties. Het devies is dus om alle inspanningen te plegen om te voldoen aan de randvoorwaarden. Dan kan de vernieuwing zijn beslag krijgen en dan zullen de doelen gehaald worden. De leerlingen (cohorten 2020 t/m 2024) zullen evenwel het gelag betalen. Niet iedereen hoeft hetzelfde niveau in dezelfde tijd te behalen, maar er moet wel een streef- en minimaal niveau gegarandeerd worden. Onderwijskwaliteit is doorslaggevend voor de kansen in het leven van de jeugd en niet automatische doorstroming.
Het accent mag niet liggen op ‘gratis over’ maar op kwaliteit en rendement. Ik zie pas een wezenlijke ommekeer in 2025.
Onderwijs is topprioriteit. Het levert bouwstenen voor welvaart en welzijn op termijn. Wij kunnen ons niet veroorloven om aan de kantlijn te staan en maar apathisch afwachten wat er gebeurt. Wij moeten kritische vragen stellen over het verloop van de innovatie.
De vernieuwing mag geen fiasco worden. Daarvoor is het onderwijs te duur, de leerling te kostbaar en de reputatieschade te groot.
Ivan Fernald
Hij is auteur van de boeken:
1. Het roer moet om. Actieplannen voor beter onderwijs
2. Moeizame opbouw en snelle afbraak. Politieke beschouwingen 2010-2020
deel 1:
Verstandig investeren in het onderwijs deel 2: Hervorming basisonderwijs in een nutshell deel 3:
Grote toeloop naar particuliere scholen