Column: Matapica
12 May 2011, 10:00
foto
Matapica. Foto: Mirjam Marks


Het komt niet zo gek vaak voor dat ze mij in Suriname voor een toerist verslijten. Ik draag nooit een fototoestel op mijn borst, bewaar mijn Hawaï-shirt onder zware druk van mijn dochters voor heel speciale gelegenheden en die gele See Buy Fly-tassen gebruiken we thuis hooguit als vuilniszak. Een enkele keer, bij ’t Vat, willen taxichauffeurs me nog wel eens aanspreken. Maar die zijn dan meestal vrij wanhopig. Soms laat ik mijn autosleutels zien of mompel iets van “Mi ab mi eygi wagi”. Vaak toveren ze dan een vermoeide grijns te voorschijn. Bakra tak nengre; hij probeert ’t althans. Altijd grappig.

En toch voelde ik me van de week een toerist, ik zou haast zeggen in eigen land. Het was niet eens zo ver uit de stad. Vanaf de steiger bij Mariënburg hadden we de boot genomen naar de overkant van de Commewijne. Een beetje toerist vaart van daaruit naar Frederiksdorp, maar wij legden aan op Margaretha, een soort doorvoerhaventje. Margaretha heeft een hotel, je ruikt de warungs al van verre, mannen hangen over hun brommer met een cup bier, iets verderop kun je biljarten en er is een terras met uitzicht over de rivier. Ideaal voor een zonsondergang.

Maar daar hebben we nu even geen tijd voor. Nog voor het donker willen we onze
bestemming bereiken. Bootsmannen laden onze bagage over in handkarren om de tassen tweehonderd meter verder in kleine korjaaltjes over te plaatsen. Dan met drie, maximaal vier personen en het nodige beleid instappen om omslaan te voorkomen.
Er volgt een fraai tochtje van een half uur door zompig zwampland. Zeg maar de Vinkeveense plassen maar dan honderd keer zo puur en bovendien totaal uitgestorven. Een plek waar vogelaars en visliefhebbers hun hart kunnen ophalen.
Een gerichte excursie bewaren we voor later want de schemering zet al in. Vanuit de boot lopen we zo het strand op. Dat is van Braziliaanse allure. Een brede zandvlakte die zich tegen de ondergaande zon scherp aftekent tegen het in moeras gedrenkte mangrovebos. Niet bepaald het beeld dat ik voor ogen had bij Matapica.
Daarbij dacht ik steevast aan een eindeloze modderpoel vol jengelende muskieten en troosteloos wrakhout. Maar hier kun je heerlijk zwemmen, vliegeren en bij gebrek aan horeca in alle rust je eigen koelbox legen.

Snel kwartier maken in het Stinasu-huis. Niet dat je zegt een riant onderkomen maar dat snap ik wel. Een stevige springvloed en de hele kustlijn schuift vijf meter op waarbij alle hutten en strandtentjes in één moeite door worden weggevaagd.
De beheerder vertelt dat de vloer van het huis een paar maanden geleden nog een meter boven het zand uitkwam. Nu staat het op de begane grond, tegen de door de wind opgeworpen zandwal. Een duik in de zee. Geen kwallen, wel een modderige bodem.

Tegen tien uur maken we een wandeling langs het strand waarbij we een stuk of zeven soepschildpadden tegenkomen. Eentje maakt zich voor zijn doen razendsnel uit de voeten bij de aanblik van de flashlights. Terwijl de gids nog zo had gewaarschuwd.
Andere krapés zien we nesten graven, eieren leggen en er weer zand overheen gooien. Onder begeleiding van de gids mag onze groep een heel nest uitgraven om de circa honderd eieren een dag later opnieuw te begraven op een beter tegen roofvogels en stropers beschermde plek. Dat vergroot de kans op overleving die anders niet boven de één procent uitkomt, vertelt de gids.

Ik vind het best maar beschouw de ingreep tegelijkertijd als ongewenste intimiteit. Beetje het voortplantingswerk van een ijverige schildpad beïnvloeden. Niet om nou de blasé toerist uit te hangen die alles aan pakweg de Vietnamese of Balinese kust al jaren geleden heeft meegemaakt, maar ik heb die grote jongens, die leatherbacks, al eens aan het werk gezien aan de Franse kant. En ik geef toe: het heeft wel wat, zo’n gevaarte dat al sinds de prehistorie met het grootste gemak de wereldzeeën bezwemt en dan op de plek waar ze zelf uit het ei is gekropen voor nageslacht probeert te zorgen. Maar eerlijk gezegd geef ik er toch de voorkeur aan om die dieren niet te storen tijdens hun intieme daad.

Tegen middernacht keren we terug naar het basiskamp waar het houtvuur nog smeult. Een laatste shot Borgoe en dan onder zeil. Wel zorgvuldig de klamboe afsluiten want dat verhaal van die muskieten blijkt wel te kloppen.
De volgende dag opnieuw strand, zon en wind. We houden er roodbruine schouders aan over. Net alsof we zomaar in eigen land op vakantie zijn geweest.
Toerist of geen toerist.

Diederik Samwel
Advertenties