Het artikel Technisch Onderwijs: Ruggengraat van Surinames Toekomst – Tijd voor Echte Actie van prof. dr. Henry R. Ori benoemt terecht een aantal pijnlijke feiten:
● een groot tekort aan technisch personeel,
● een kwijnend imago van het technisch onderwijs,
● verouderde infrastructuur en curricula,
● onvoldoende gekwalificeerde techniekdocenten.

Niemand zal dat ontkennen. Maar wat in het stuk ontbreekt, is misschien nog belangrijker dan wat erin staat: verantwoordelijkheid.

De auteur schrijft namelijk niet als buitenstaander. Hij was jarenlang zelf in positie – als minister van Onderwijs en als beleidsmaker – om precies die “echte actie” waar hij nu om vraagt, in gang te zetten. Alles wat hij nu opsomt als ‘dringend nodig’, had hij als minister zélf kunnen doen. Echte analyse begint bij verantwoordelijkheid voor wat is nagelaten.

De vragen die zijn bijdrage oproept, zijn dan ook onvermijdelijk:
● Waar waren deze inzichten toen hij zélf de kans had beleid te maken?
● Waarom zijn toen geen structurele keuzes gemaakt voor moderne techniekcurricula, sterke toeleidingsscholen en echte investeringen in TVET?
● Waarom is er geen duurzaam lerarenbeleid voor techniekdocenten neergezet, terwijl iedereen wist dat het lerarentekort eraan kwam?

Veel van wat hij nu als “noodzakelijke maatregelen” presenteert, hadden in zijn tijd de basis van het beleid kúnnen en móeten vormen:
● structurele samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven;
● herpositionering van lerarenopleidingen richting techniek;
● duidelijke beroepsprofielen en moderne curricula;
● nationale campagnes om het imago van het technisch onderwijs te herstellen;
● sterke toeleidingsscholen naar NATIN, PTC en andere instellingen.

In plaats daarvan is de onderwijsstructuur in de afgelopen jaren verder versnipperd, zijn scholen verouderd en is de aansluiting op de arbeidsmarkt niet wezenlijk verbeterd. Dat is niet alleen “jammer”; het is het directe gevolg van politieke keuzes en nalatigheid.

Het is pijnlijk wanneer de architect van de huidige onderwijsstructuur nu vooral als commentator optreedt. Suriname heeft behoefte aan nieuwe mensen aan het roer, niet aan oude wijsheid zonder zelfreflectie.

Wie spreekt over de toekomst van het technisch onderwijs, kan niet doen alsof het verleden met potlood geschreven is en zo weer uit te gummen valt. Techniek is inderdaad de ruggengraat van onze economische toekomst – maar dan hoort ook de ruggengraat van ons publieke debat recht te zijn: met helderheid over wie waarvoor verantwoordelijkheid draagt.

Echt leiderschap begint met erkennen

Het zou prof. Ori sieren als hij in zijn bijdrage:
● eerst erkent welke kansen in zijn eigen ambtstermijn zijn blijven liggen;
● uitlegt wat er destijds wél is geprobeerd en waarom dat niet van de grond is gekomen;
● de nieuwe generatie beleidsmakers en onderwijsprofessionals actief ondersteunt, in plaats van hen een erfenis te bezorgen waar zij nu mee moeten werken.

De nieuwe generatie verdient ruimte om beleid te maken zonder dat zij eerst de puinhopen moet opruimen van mensen die nu achteraf vertellen hoe het had gemoeten. Wie jarenlang de kans heeft gehad om het technisch onderwijs te hervormen, zou eerst moeten uitleggen waarom dat niet is gebeurd, vóór hij anderen de maat neemt.

Suriname kan zich geen technisch onderwijs meer veroorloven dat stilstaat. Daarover zijn we het eens. Maar vooruitkijken kan pas echt als degenen die gisteren aan het stuur zaten, de moed hebben om ook in de spiegel te kijken – en het stuur nu over te laten aan degenen die wél bereid zijn te bouwen.

Prekash Ramsingh