(Ingezonden)

Een overdenking. In aanloop naar 50 jaar Srefidensi.
Waarom onze echte bevrijding pas begint wanneer we onszelf veranderen

Herinneringen als schuwe vogels
Albert Helman begint De Stille Plantage met het beeld van herinneringen als schuwe vogels die van dak tot dak fladderen, zelden rust vinden en telkens opnieuw opvliegen. Zo ook onze verhouding tot het verleden. Het slavernijverleden, de tijd van contractarbeid, de eeuwen van koloniale uitbuiting: wij raken het aan, maar houden afstand. Het is pijnlijk, verwarrend en vaak gemakkelijker om te zwijgen. Toch keren we er telkens naar terug.

Wie om zich heen kijkt, ziet de stille symbolen van die geschiedenis nog altijd aanwezig. Het beeld van Kwakoe staat op de kruising van de Zwartenhovenbrugstraat en de dr Sophie Redmondstraat. Zijn arm geheven, zijn lendendoekje eenvoudig, de ketenen afgevallen, maar niet verdwenen. Wie goed kijkt, ziet de resten nog hangen aan zijn polsen. En zo is het ook met ons land: formeel vrij, maar nog steeds geboeid door oude en nieuwe ketens.

In 1975 koos Suriname voor de sprong naar staatkundige onafhankelijkheid. Vijftig jaar later staan wij stil bij die keuze. Het was een keerpunt in onze geschiedenis: de formele losmaking van het moederland en de belofte dat wij voortaan op eigen benen zouden staan. Maar de vraag blijft: wat hebben wij met die vrijheid gedaan?

Onafhankelijkheid is meer dan een handtekening onder verdragen of een vlag die gehesen wordt. Werkelijke vrijheid vraagt iets diepers: verantwoordelijkheid, discipline, eenheid en de wil om samen te bouwen aan een natie. Zolang wij verdeeld blijven, verantwoordelijkheid afschuiven en ons verliezen in nonchalance of kortetermijndenken, zullen wij de ware belofte van 1975 nooit waarmaken.

De lessen van het verleden
Onze geschiedenis kent zware lasten: slavernij, contractarbeid, koloniale overheersing. Het zijn wonden die diepe sporen hebben nagelaten. De pijn en de schande van die tijd mogen nooit vergeten worden. Het is terecht dat wij stilstaan bij de offers van onze voorouders. Toch is het evenzeer gevaarlijk om in boosheid te blijven hangen. Is het zinvol het Nederland van vandaag verantwoordelijk te stellen voor het leed van weleer, herstelbetalingen te eisen of te blijven discussiëren over tradities die ons eerder verdelen dan verbinden? Het verleden verdient erkenning, maar mag geen keten zijn die ons in de greep houdt.

Een band die blijft
Suriname en Nederland zijn blijvend met elkaar verbonden. Onze gemeenschappelijke taal — de taal waarin onze kinderen leren lezen en schrijven, waarin onze schrijvers hun verhalen vertellen, waarin onze rechters hun vonnissen formuleren en waarin onze DNA-leden debatteren. De duizenden families die zich over beide landen verdelen, maken dat wij meer met elkaar delen dan ons soms lief is. Er wonen vandaag bijna evenveel Surinamers in Nederland als in Suriname zelf. Die werkelijkheid schept geen afstand, maar een brug.

Daarom is het vruchtbaarder Nederland te zien als partner. Niet in een verhouding van overheersing, maar in gelijkwaardigheid en samenwerking. Niet door geld te vragen, maar door samen te investeren in handel, onderwijs, innovatie en duurzame ontwikkeling.

De werkelijke strijd
De ware ketenen die ons binden, worden niet meer in Den Haag gesmeed. Ze liggen in onszelf. In het wantrouwen dat tussen ons groeit, in het gemak waarmee we verantwoordelijkheid ontlopen. Het zijn geen ketenen van ijzer, maar van geest - onzichtbaar, maar zwaar.

We zien hoe macht nog steeds zijn weg vindt via fluisterende connecties, naar banen, land, hout en goud. Zoals ooit in de kolonie, waar een bevoorrechte hand de rijkdommen van velen roofde. Het oude spel van overheersing draagt nu slechts een nieuw gezicht. Zo zullen mega-inkomsten uit olie nooit de structuur en stabiliteit van een natie garanderen. Dat zal alleen mogelijk zijn als deze slechte gewoonte stopt.

Een oproep tot bezinning
Maar dit onuitgesproken kolonialisme kan pas eindigen wanneer wij het in onszelf herkennen.
Laten we onze kracht niet verliezen aan symbolen en rituelen, aan koetsen, insignes en schijn. Zolang wij niet de moed opbrengen onszelf te corrigeren, blijft onafhankelijkheid slechts een woord dat zijn betekenis mist. Een vlag zonder wind.

Vijftig jaar onafhankelijkheid is een moment van bezinning. Niet om de schuldvraag opnieuw te stellen, maar om onszelf de spiegel voor te houden. Zijn wij bereid verantwoordelijkheid te nemen? Zijn wij bereid onze verdeeldheid achter ons te laten en samen te werken aan een toekomst waarin Suriname werkelijk bloeit?

Het antwoord op die vragen bepaalt of de droom van onze voorouders werkelijkheid wordt. Onafhankelijkheid is niet enkel iets wat ons in 1975 werd gegeven; het is een opdracht die wij elke dag opnieuw op ons moeten nemen. Het vraagt dat we loskomen van het kleine ‘ik’ dat het grote ‘wij’ verstikt. Dat we begrijpen: de staat is geen dienaar, maar een verantwoordelijkheid die wij samen dragen.

Echte onafhankelijkheid vraagt karakter.
Vraagt moed. Vraagt dat wij eindelijk erkennen: niemand, buiten onszelf, zal ons ooit bevrijden.

Julian Pengel