De uitspraak onze valutamarkt is compleet imperfect klinkt scherp, maar verraadt vooral stuurloosheid bij de Centrale Bank (hierna: de bank). Als de markt werkelijk zo mank loopt, waarom ontbreekt dan een herkenbare strategie die richting geeft, rust brengt en geloofwaardigheid herstelt, zodat de wisselkoers stabiliseert? De steeds hogere wisselkoers is de bron van ellende voor huishoudens.

Neem de kern van het mandaat: prijsstabiliteit en inflatiebeheersing. De bank benadrukt dat een uniforme koers cruciaal is voor inflatiebeheersing en verwijst naar een monetair raamwerk dat via liquiditeitsabsorptie invloed moet uitoefenen op koers, inflatie en rente. In de praktijk is het falen zichtbaar in wisselkoersstijgingen en de doorwerking daarvan naar prijzen. Als meer dan zestig procent van een koersstijging in de prijzen landt, is dat een signaal dat de alarmbellen moeten rinkelen: kies voor agressiever, voorspelbaar en transparant beleid in plaats van vrijblijvende verklaringen achteraf.

De klaagzang luidt dat de markt te veel door speculatie wordt bepaald en dat een markt zonder regels geen markt is. Als dat zo is, waar blijft dan de regelgeving, compleet met uitvoeringsbesluiten, toezicht en sanctiemechanismen die speculatie ontmoedigt en prijsbepaling zuivert? De bank zegt, in overleg met de overheid, te willen werken aan wetgeving. Prima. Maar ‘willen werken aan’ is geen beleid; het is een mistgordijn: geen tijdpad, geen ontwerp, geen consultatienota. Oproepen aan banken en cambio’s om malafide koersen te melden, blijven holle leuzen zolang het meldingstraject, de verificatie en de sancties niet publiek en voorspelbaar zijn. Dat is geen beleid; dat is vrome taal.

Bovendien schermt de bank met interventies om irrationele prijsstijgingen te dempen. Interventies zijn geen strategie; het zijn brandblussers. Wie met emmers water achter de vlammen aanrent, bouwt nog steeds geen brandwerende muren. Zonder een helder interventieregime en publieke rapportage worden interventies zelf een bron van onzekerheid op de valutamarkt.

Dat de bank nú pas pleit voor herziening van de vrijheden op de valutamarkt, is beleid achter de feiten aan. Vrijheid zonder spelregels is willekeur. Nodig zijn plafonds, economische prioritering en differentiële toegangsniveaus, met open rapportage. De bank wijst op lacunes in de wet, maar had dit allang moeten voorbereiden: ontwerpteksten maken, stakeholders consulteren en de wetgever tot actie bewegen, in plaats van achteroverleunen en paniekvoetbal spelen met interventies.

Ook het politiek-monetaire spel is halfslachtig. Enerzijds: “we doen geen definitieve uitspraken over het fiscaal beleid.” Anderzijds: wanneer de overheid veel uitgeeft, treedt de bank verkrappend op. Juist. En daarom hoort de bank zich niet te verschuilen achter diplomatie, maar publiek, meetbaar en tijdig haar beleid te specificeren. Nu klinkt het als een koor van ontwijkformules: het probleem wordt erkend, de verantwoordelijke blijft onzichtbaar.

De bank beschrijft de chaos, maar bestuurt haar niet. Het systeem faalt omdat het geen systeem ís: geen regelboek met tanden, geen transparant operationeel handboek, geen publiek dashboard met doelwaarden, geen sanctieregime dat bij elke overtreding voorspelbaar doorbijt. Het mandaat van prijsstabiliteit en inflatiebeheersing blijft een holle leus zolang de bank niet levert.

Zonder beleidsstrategie blijft elke oproep tot verantwoord marktgedrag een loze oproep, elke interventie een noodgreep en elke verwijzing naar “imperfectie” een dekmantel voor onvermogen. De markt gedraagt zich precies zoals men haar toestaat: als niemand de lijnen trekt, spelen de sterkste ellebogen het hardst. Het is tijd dat de Centrale Bank ophoudt met duiden en begint met dóén: met regels, met ritme en met resultaat. Tot die tijd blijft de wisselkoers vooral een speelbal van ongrijpbare krachten én van tekortschietend beleid.

David Dewdath MSc