In Suriname klinkt bij bijna elk groot vraagstuk dezelfde reactie: “Daar moeten we beleid op loslaten” of: “Daar moet beleid voor worden gemaakt.” Of het nu gaat om local content, landbouw, onderwijs of milieu - het antwoord is standaard beleidsvorming. Op zichzelf is dat niet verkeerd. Elk land heeft beleid nodig om richting te geven aan ontwikkeling. Maar beleid op zichzelf is niet genoeg. Zonder duidelijke structuur voor besluitvorming blijft het vaak bij goede bedoelingen op papier.

Het echte probleem is dat beleid en organisatie in Suriname niet hand in hand gaan. Er wordt beleid gemaakt zonder dat eerst duidelijk is wie verantwoordelijk is, welke stappen worden gevolgd en welke regels gelden bij de uitvoering. Daardoor ontstaan veel losse initiatieven die elkaar overlappen of zelfs tegenspreken. Wat nodig is, is geen afwijzing van beleid, maar een betere ordening ervan: wetgeving en procedures die zorgen dat beleid niet alleen wordt bedacht, maar ook gedragen, uitgevoerd en gecontroleerd kan worden.

Beleidsvorming is de afgelopen decennia het vaste antwoord geworden op elk bestuurlijk probleem. Een beleidsnota schrijven is iets tastbaars: het laat zien dat de overheid bezig is. Toch lost het zelden de kern van het probleem op. Als niet duidelijk is wie over welke onderwerpen beslist, wie verantwoordelijk is voor de uitvoering en hoe beleid zich verhoudt tot andere plannen, dan blijft het bij woorden. Daar zit de zwakte van het systeem: er is geen vaste structuur waarin beleid wordt voorbereid, afgestemd en uitgevoerd.

Vaak werkt elk ministerie vanuit zijn eigen invalshoek, zonder gezamenlijk kader of wettelijke spelregels voor samenwerking. Het gevolg is versnippering. Beleid wordt dan een verzameling losse puzzelstukjes die niet op elkaar passen.

Het debat over local content laat dit goed zien. Iedereen vindt dat lokale bedrijven meer moeten profiteren van de olie- en gasindustrie. Maar wie bepaalt eigenlijk wat “local content” precies is en hoe dat wordt uitgevoerd? Het ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen ziet zichzelf als coördinator, omdat het over de sector gaat. Het ministerie van Arbeid richt zich op werkgelegenheid en Handel en Industrie op ondernemerschap. Staatsolie heeft ondertussen een eigen “Local Content Framework” ingevoerd dat niet wettelijk is vastgelegd. Het resultaat is een lappendeken van visies en initiatieven, zonder centrale regie. Niet omdat men te weinig beleid maakt, maar omdat niemand de spelregels van beleidsvorming zelf heeft geregeld. Zo raakt de goede bedoeling verloren in bestuurlijke drukte.

Om beleid effectief te maken, is er iets nodig wat in Suriname nog te weinig aandacht krijgt: institutionele ordening. Daarmee wordt bedoeld: het goed organiseren van de besluitvorming die aan beleid voorafgaat. Die ordening maakt eerst duidelijk wie wat moet doen en wie waarvoor verantwoordelijk is. Dat is de basis om beleid goed te kunnen ontwikkelen. In een geordend besluitvormingsproces zijn de actoren herkenbaar en weten ze wat er van hen wordt verwacht. Hun betrokkenheid bij de beleidsontwikkeling ontstaat niet vanzelf, maar door deelname aan een besluitvorming die goed is georganiseerd. Als die structuur ontbreekt, blijft de verantwoordelijkheid vaag en voelt niemand zich eigenaar van het resultaat.

Ordening en beleid sluiten elkaar niet uit, ze versterken elkaar. Een goed bestuur ontwikkelt beleid binnen een vaste structuur, zodat beslissingen niet telkens opnieuw uitgevonden hoeven te worden. Ordening betekent niet traagheid; het betekent juist continuïteit en helderheid. Het zorgt ervoor dat beleid niet met elke wisseling van minister verandert, en dat de uitvoering niet vastloopt in onduidelijkheid. Wanneer er duidelijke regels zijn over hoe beleid wordt gemaakt en uitgevoerd, kan de overheid sneller, consistenter en eerlijker handelen.

Suriname bevindt zich in een fase waarin het bestuur volwassen moet worden: minder afhankelijk van personen en meer gebaseerd op regels en structuren. Dat is geen kwestie van politieke wil alleen, maar van bestuurlijke discipline. Die discipline begint met het besef dat beleid geen doel op zich is. Het is een middel om maatschappelijke problemen op te lossen, en dat lukt alleen als de overheid weet hoe besluiten tot stand komen en wie waarvoor verantwoordelijk is. Bestuurlijke vernieuwing begint dus niet met méér beleid, maar met beter beleid: beleid dat afgestemd is tussen ministeries, gedragen wordt door de verantwoordelijke actoren en uitgevoerd wordt binnen een ordelijke structuur.

Beleid voeren is noodzakelijk. Maar beleid zonder institutionele structuur is als een schip zonder kompas: het vaart, maar niemand weet precies waarheen. Belangrijk voor de komende ontwikkelingen is dus dat in het Surinaams openbaar bestuur beleid en organisatie eindelijk met elkaar worden verbonden - en dat bij voorkeur al aan de voorkant van het beleidsontwikkelingsproces.

Jim A. Yard
bestuurskundige/wetgevingsjurist