De Vereniging van Medici in Suriname (VMS) spreekt haar ernstige bezorgdheid uit over de voorgenomen invoering van het Nieuw Burgerlijk Wetboek (NBW) per morgen, 1 mei. Met de invoering van het NBW, de bijbehorende overgangs- en aanpassingswetten, het nieuwe burgerlijk procesrecht en de wijzigingen in tientallen andere wetten, is er onvoldoende voorbereidingstijd gegund aan allen die met deze bepalingen te maken zullen krijgen.

Het gaat diverse beroepsgroepen, het bedrijfsleven, overheidsinstanties en instituten, waaronder – maar niet beperkt tot – het CBB, het GLIS, de Kamer van Koophandel, ziekenhuizen, verzekeraars, banken, advocaten, notarissen, accountants, bedrijven, medici, en de burgers van Suriname voor wie dit nieuwe burgerlijk recht zal gelden, benadrukt de VMS in een verklaring.

De infrastructuur van veel betrokken instanties is hierop niet berekend. Daarnaast zijn zowel overheidsorganisaties als andere betrokken partijen onvoldoende geïnformeerd over de gevolgen van deze wetswijzigingen. Tal van interne aanpassingen zullen moeten worden doorgevoerd ter voorbereiding op de inwerkingtreding. Zo zullen administratieve – vaak gedigitaliseerde – processen opnieuw moeten worden ingericht en geprotocolleerd, en moeten gebruikers eerst worden opgeleid. Dit alles vergt tijd, extra middelen én inzet van externe deskundigheid – allemaal nog vóór de inwerkingtreding van het NBW.

Indien de invoering van het NBW daadwerkelijk op 1 mei 2025 doorgaat, is het voor veel instanties, bedrijven en beroepsgroepen onmogelijk om zich nog adequaat voor te bereiden. Daarmee dreigt het beoogde doel van de wet – namelijk ordening scheppen en handhaving mogelijk maken – voorlopig te worden gemist. In de praktijk zal de ontbrekende voorbereidingstijd juist tot wanorde leiden. Zelfs juristen, ondersteunende beroepsgroepen en (overheids)toezichthouders beschikken op dit moment nog niet over voldoende kennis van deze nieuwe wetgeving, enkel vanwege de te vroege inwerkingtreding.

Ook medici hebben geen gelegenheid gehad zich de nieuwe regels eigen te maken, terwijl deze wél directe gevolgen hebben voor hun beroepsuitoefening. Medici en andere hulpverleners, waaronder ziekenhuizen, moeten – ook bij minderjarige patiënten – per 1 mei behandelovereenkomsten aangaan die verregaande verplichtingen met zich meebrengen voor alle betrokken partijen. Dit brengt een zware juridische en tuchtrechtelijke aansprakelijkheid met zich mee waarvoor men op dit moment niet is voorbereid. Het is onverantwoord om de grote uitdagingen die dit met zich meebrengt te negeren.

De VMS, na goed overleg met de Vereniging Surinaams Bedrijfsleven, onderschrijft volledig het standpunt dat de invoering van het NBW gefaseerd moet plaatsvinden. In Nederland en op Curaçao is dit eveneens stapsgewijs ingevoerd, met implementatietrajecten die decennia besloegen. Een vergelijkbare benadering – bijvoorbeeld met een startdatum van 1 januari 2026 – zou ook voor Suriname passend zijn. Dan kunnen alle belanghebbenden (zoals de in de wet gedefinieerde hulpverleners, rechterlijke instanties en toezichthouders) zich stapsgewijs voorbereiden. Dat is niet alleen rechtvaardiger, maar vergroot ook de toepasbaarheid en effectiviteit van de wet, zonder dat iemand daar onnodig nadeel van ondervindt.

Het proces om deze wetgeving te ontwikkelen en vast te stellen heeft ruim drie decennia geduurd – iets waarvoor grote waardering past voor alle constitutionele organen die dit eindresultaat hebben bekrachtigd. Deze grootste wetgevingsoperatie in de geschiedenis van Suriname verdient dan ook een zorgvuldige en gedragen invoering.

De VMS spreekt de hoop uit dat de president hieraan zijn medewerking zal willen verlenen. De president heeft te kennen gegeven vóór 1 mei een besluit te zullen nemen.