In haar deze maand verschenen boek Welkom in Dangogo geeft journalist Zoë Deceuninck een ander beeld van Suriname dan het grote publiek gewend is. Niet dat van de krantenkoppen en het tv-journaal, maar de verhalen over het land en zijn bevolking die daarachter schuilgaan.

De Vlaamse Deceuninck (1994) kwam zo’n tien jaar geleden voor het eerst naar Suriname en vestigde zich in 2017 in Paramaribo. Vanwege de liefde – zowel voor haar Surinaamse man als voor het land – zo schrijft ze. Ze publiceerde eerst in de Ware Tijd, daarna vooral in Parbode, en werkt inmiddels ook als correspondent voor Belgische media, het Nederlandse weekblad De Groene Amsterdammer en Follow the Money, het platform voor onafhankelijke onderzoeksjournalistiek.

Deceuninck beschouwt zichzelf niet als een ‘harde journalist’. Althans, niet als iemand ‘die anderen iets wil laten zeggen dat ze liever niet zouden vertellen, om er vervolgens een sensatieartikel van te maken dat na drie weken zijn nut voorbijstreeft.’ Die ontboezeming deed ze vier jaar geleden op haar weblog. Veel liever gaat ze op zoek naar verhalen van Surinamers zelf – van jong tot oud, van rijk tot arm – om iets mee te geven van hun levenslust en veerkracht in tijden waarin lang niet alles vanzelfsprekend is en het lastig is om het hoofd boven water te houden.

In Welkom in Dangogo maakt Deceuninck dat streven waar in negen verschillende reportages, waarin de lezer een representatieve indruk krijgt van de recente ontwikkelingen in Suriname. Ze schrijft over de sfeer, de kleuren en geuren in haar wijk Bloempie aan de rand van de stad, waar het leven zich grotendeels op straat afspeelt. Ook komt de natuur aan bod, net als de houtkap, de goudsector, (vriendjes)politiek en de economie. Zo bespreekt ze de toekomstige status van het land als olieproducent en gaat in gesprek met voormalig Staatsolie-topman Rudolf Elias over de wereldwijde zorgen omtrent het gebruik van fossiele brandstoffen.

Daarnaast maakt de lezer kennis met Fred Pansa, een jonge ondernemer die zich met zijn houwer een weg baande naar een berg nabij Pokigron, daar een resort uit de grond stampte voor vakantiegangers en vogelaars, en vervolgens alles in het werk stelde om die berg zijn naam te geven. In een ander verhaal onderzoekt Deceuninck de exorbitante rijkdom in het land. Ze bezoekt Ayo, een recreatieoord aan de Surinamerivier, niet ver van Jodensavanne en Blakawatra. Het bezoek gebruikt ze om de enorme inkomensverschillen aan de kaak te stellen, onder andere in gesprek met Steven Debipersad, voorzitter van de Vereniging van Economisten in Suriname (VES). Haar slotsom: ‘Er is veel armoede in Suriname, maar dat komt niet door een gebrek aan geld.’

Vlak voor het boek naar de drukker ging, kon ze nog de opzienbarende metamorfose van Stephano 'Pakittow' Biervliet verwerken. In februari 2023 was Biervliet nog protestleider, en twee jaar later sloot hij zich aan bij de NDP – ‘de partij die hij jarenlang verantwoordelijk hield voor de economische crisis en sociale achteruitgang in het land.’ Deceuninck schaart het onder ‘de dingen die ze niet kan vatten’.

Ze zag Pakittow afgelopen februari het podium van het NDP-partijcentrum oprennen en constateerde dat hij ‘in niets meer leek op de jongen die ik een jaar geleden sprak. De goedlachse jongen is verdwenen. Zijn ogen staan hard en hij maakt een onrustige, ongezonde indruk.’

Auteur Chris Polanen, die Deceuninck interviewde tijdens de boekpresentatie, is vooral onder de indruk van het boek omdat ze consequent kiest voor het Surinaamse perspectief: ‘Ze laat Suriname zien door de ogen van de Surinamers. Bovendien spreekt vooral ook hoop uit haar verhalen.’

Diederik Samwel