Na mijn terugkeer uit Nederland in 1981 had ik vaak last van mijn stem. Ik bezocht een oude bezadigde KNO-arts wiens remedie als onaangenaam werd ervaren, terwijl ook de doeltreffendheid door mij in twijfel werd getrokken. Ik zat te vaak bij hem op de poli, terwijl ik jaarlijks ook nog een 'zwijgplicht' van ruim één week opgelegd kreeg. Ik had gelukkig vriendelijke collega’s op het Planbureau die in de periode van mijn zwijgplicht mij dagelijks een warme maaltijd brachten of lieten bezorgen. Soms vergezeld van een prentbriefkaart om mij moed in te schrijven.
Mijn huisarts had er alle begrip voor toen ik vroeg om van KNO-arts te veranderen. Errol Jessurun zou voortaan mijn KNO-arts zijn. Een jonge specialist over wie zeer positief over werd gesproken. Aan de odo: Yonguboy boto no e tyari lepi bana heb ik nooit een boodschap gehad dus de overstap was ook in dat opzicht geen probleem. Na mijn KNO-ervaringen met dr. Jessurun gedeeld te hebben deed hij een onderzoek. Hij stelde vast dat er poliepen waren op mijn stembanden. Op een stuk papier schetste hij voor mij de stembanden met de poliepen daarop. “De poliepen zou ik operatief kunnen verwijderen”, zei hij. “U bent dan permanent van uw klachten bevrijd”. Ik keek naar de schets die hij gemaakt had. Ik keek naar die dunne lijntjes die de stembanden moesten voorstellen en ik dacht: “Dit is precisiewerk. Je moet geen slechte dag hebben en vooral geen last van bevende handen”.
Ik vertelde aan mijn omgeving dat ik deze operatie zou ondergaan. Mensen die dachten het met mij te menen vroegen voorzichtig of het niet beter zou zijn deze operatie in Nederland te doen. Anderen die zich een halve specialist waanden zeiden nadrukkelijk: “Hans deze gevaarlijke operaties moet je niet hier doen, maar in Nederland”. De rust die deze specialist uitstraalde gaf mij voldoende vertrouwen om de operatie door niemand anders dan door hem te laten doen.
Overigens zou spoedig een ‘compromis’ zich aandienen. Mijn zoon zou net vóór de operatie twee jaar oud worden. Bij verjaardagen werd door de familie, dus ook door mij veel gezongen. Mijn broer Borger zou zoals zo vaak het verjaardagfeest op de video vastleggen. Mocht het – om welke reden dan ook – fout gaan bij de operatie dan was mijn pre-operatieve stem toch nog bewaard voor het nageslacht.
Over mijn verblijf in het ziekenhuis heb ik alleen maar lof. De dag van de operatie verliep vlot. Na de operatie mocht ik bezoek ontvangen, maar weer eens werd ik geconfronteerd met een zwijgplicht. Luisteren, maar niet praten. Pe dede de, lafu de zeggen we in Suriname. Maar ook rond het ziekbed kunnen lachwekkende momenten zich voordoen. Vanwege de zwijgplicht had ik steeds een blocnote en ballpoint bij me om vragen en opmerkingen op te schrijven, die ik anders eenvoudig zeggen kon. Een goede vriend kwam mij in het ziekenhuis bezoeken. Ik schreef een vraag voor hem op. Hij nam blocnote en ballpoint en begon driftig aan de schriftelijke beantwoording van de vraag. Blocnote en ballpoint werden door mij teruggeëist om de volgende zin op te schrijven: ”Ik mag niet praten, jij wel!”
Beterschapskaart uit de jaren 80 van collega’s aan Hans Breeveld.
Na twee weken was ik terug op het Planbureau. Op de eerste dag na terugkeer werd op mijn deur geklopt. Zoals altijd riep ik: “Come in”. Een uit Nederland afkomstige ingenieur die op het Planbureau werkte stapte mijn werkkamer binnen. Verbaasd riep zij: “Hans je stem is onveranderd gebleven! Een oom van mij heeft deze operatie bij ons in Nederland gedaan. Wij konden hem daarna haast niet meer verstaan”.
De velen die mij hadden aangeraden om de operatie in Nederland te doen flitsten door mijn hoofd. Dr. Errol Jessurun had deze, maar vooral de goedmenende medische blotevoeters in hun hempie laten staan. Wat die arme oom van mijn Nederlandse collega op het planbureau betreft dacht ik: “Wel jammer voor die man dat hij de kans niet had om - net als ik - zich in het St Vincentius Ziekenhuis in Paramaribo door dr. Errol Jessurun te laten opereren”.
Daags na de operatie mocht ik dr. Jessurun op zijn poli vertellen hoe het mij verging na de operatie. In de decennia die daarna volgden heb ik hem slechts buiten het St. Vincentius Ziekenhuis gezien en gesproken. Als men mij complimenteert over mijn stem wanneer ik zonder geluidsversterking in zalen optreed waar anderen wel een versterking nodig hebben dan heb ik vaak gezegd: “Dat kan ik dankzij God en dr. Errol Jessurun”.
Hans Breeveld