WCVT, Staatsbesluit 2020 no.73 en bevoegdheid kortgedingrechter
28 Mar 2023, 10:43
foto


Dit artikel was in eerste instantie bedoeld voor het Surinaams Juristenblad. Vanwege de impact van het vonnis in de kortgedingzaak over de Wet Controle Valutaverkeer en Transactiekantoren (WCVT) op de koers van vreemde valuta en op de totale samenleving, heb ik zowel de titel als de inhoud aangepast, zodat het zoveel als mogelijk ook voor de gewone lezer begrijpelijk is.

Deze wet heeft veel stof doen opwaaien in (politiek) Suriname, maar had als belangrijkste resultaat dat de koers voor vreemde valuta gestadig omlaag ging. Tot heden wordt op politieke podia door zowel de coalitie als de oppositie naar dit positief effect van deze wet op de valutakoersen verwezen. Bij vonnis (SRU-K1-2020-7) heeft de kortgedingrechter de WCVT opgeschort. Ik beantwoord met jurisprudentie de vraag of de kortgedingrechter bevoegd is de nietigverklaring van een wettelijke regeling te bevelen of te gelasten. Daarnaast of de kortgedingrechter bevoegd is die voorzieningen te geven die tot gevolg kunnen hebben dat de betreffende wettelijke regeling tijdelijk of definitief van haar rechtskracht
wordt beroofd.

De taak en bevoegdheid van de kortgedingrechter
De taak van de kortgedingrechter is op te treden in afwachting van een definitieve beslissing. Ook al is hij bevoegd, geldt ook nog of hij de voorlopige maatregel zoals gevraagd op grond van de wet mag geven. In uiterste noodzaak kan hij bepalen dat de zaak zich niet leent voor behandeling in kortgeding en partijen verwijzen naar de gewone rechtspleging” (Art.228 Rv.). Hij zal proberen zich een oordeel te vormen over de juridische en feitelijke merites van de zaak, al zijn deze ingewikkeld.

Ingewikkeldheid waarbij rechtsvraag zich niet leent voor behandeling in kortgeding
In de zaak (8 januari 1965, NJ 1965 /162, met noot P. H. Smits) heeft het Hof Amsterdam een gevraagde voorziening geweigerd omdat de beantwoording van de rechtsvraag zich niet leende voor behandeling in kortgeding, daar een onderzoek nodig zou zijn naar ingewikkelde problemen van in hoofdzaak economische aard die in kortgeding niet genoegzaam kunnen worden onderzocht.

De Hoge Raad overwoog dat de aard van het kortgeding medebrengt dat de rechter, indien hij van oordeel is dat binnen het kader van behandeling in kortgeding hij zich het voor het geven van een verantwoorde beslissing juiste inzicht niet kan verschaffen, of de gevolgen van een door hem gegeven beslissing niet voldoende kan overzien, de vrijheid moet hebben om op die grond de gevraagde voorziening te weigeren. Hij mag dit ambtshalve doen ook al is het verweer niet door een partij opgeworpen. Reeds in 1938 had de Hoge Raad geoordeeld (27 januari 1938, NJ 1938/976) dat de rechter in kort geding alvorens een vordering te kunnen toewijzen, zich ervan moeten vergewissen of de bij artikel 291 Rv Nederland (art. 228 Rv Suriname) opgesomde beletselen tegen het treffen van een onverwijlde voorziening zich voordoen.

Ingewikkeldheid vanwege sociaaleconomische of politieke inslag
Vraagstukken van sociaal-economische of politieke inslag kunnen ook leiden tot ingewikkeldheid. Zo oordeelde de president Gerechtshof Den Haag (10 februari 1966, NJ 1966/148, staking in de aardewerkindustrie), dat hij zich moet onthouden van een beslissing, indien hij zich daarbij geplaatst ziet voor vraagstukken met sociaal – economische of politieke inslag, waaromtrent hij, mede door het hem gegeven tijdsbestek, bezwaarlijk de heersende rechtsovertuiging kan vinden.

De Surinaamse kortgedingrechter oordeelde in de zaak Surinaamse Cultuur Maatschappij N.V. vs. Suriname, Kantonrechter 1e Kanton 21 augustus 1972 (van der Geld) Griffie no. 2088/1977 als volgt;
“dat naar ons voorlopig oordeel er zich zeker gevallen kunnen voordoen, dat de rechter in kort geding geroepen is de juistheid, redelijkheid of billijkheid van een bepaalde bestuurshandeling te onderzoeken. Doch een op rechtsgeldige wijze tot stand gekomen wettelijke regeling, zowel naar de aard als wezen, verschilt van een bestuurshandeling van een gezagsorgaan aangezien de wettelijke regels bestemd zijn om bindende regels te geven tegenover de burgers van een bepaalde gemeenschap’.

“Dat de sociaal-economische orde in een bepaald land (lees Suriname) het in een voortdurende stijging van kosten van levensonderhoud, lonen en diensten, noodzakelijk maakt dat de overheid, die geroepen is de stijging van de kosten van levensonderhoud af te remmen of te beteugelen in staat moet zijn, door het hanteren van bepaalde instrumenten op sociaal – economisch gebied om regulerend op te treden, mede gelet op het gevaar voor inflatie”.

De kantonrechter overweegt verder; “dat in de Verenigde Staten van Amerika in 1971 de overheid tot totale bevriezing van lonen en prijzen is overgegaan in verband met het optreden van storende factoren op bedrijfseconomisch en monetair gebied; dat op grond van het voorgaande, - daargelaten het feit, dat naar ons voorlopig oordeel de rechter in kortgeding in het algemeen niet bevoegd is de nietigverklaring van een wettelijke regeling te bevelen of te gelasten – de buitenwerkstelling of schorsing van c.q. opschorting van de door eisers gevorderde voorzieningen, welke voorzieningen tot gevolg kunnen hebben dat de betreffende wettelijke regeling tijdelijk of definitief van haar rechtskracht wordt beroofd, naar ons voorlopig oordeel zo dermate ingrijpend zijn en zich niet lenen voor een voorziening bij voorraad, aangezien dergelijke voorzieningen de sociaal economische orde in ons land dermate zouden kunnen verstoren, dat ongebreidelde prijsstijging van goederen en diensten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verwachtbaar is de kortgedingrechter was onbevoegd de WCVT op te schorten. Dit vonnis kan niet in stand blijven tenzij het Hof van Justitie nu een andere mening heeft.

Delano P. A. Landvreugd
advocaat

U kunt het volledige artikel hier downloaden.
pdf-icon.gif Artikel_Wet_Controle_Valutaverkeer_en_Transactiekantoren.pdf                
Advertenties

Thursday 18 April
Wednesday 17 April
Tuesday 16 April