In zijn woonplaats Den Haag overleed op 5 december 2025 Ramon Motilall Marhé (82), beter bekend als Moti. ‘Baba en Mai’ was zijn geuzennaam: weet wie je bent en waar je vandaan komt. Wat taalkundige Hein Eersel in Suriname was als boegbeeld van het Sranan, was Moti Marhé voor het Sarnámi. Ook al woonde hij in Nederland, hij volgde de taal- en cultuurontwikkeling in zijn geboorteland nauwgezet.

Marhé, in Suriname hoofdonderwijzer met een bevoegdheid in het Engels en meerdere Hindi-diploma’s op zak, vertrok in 1969 naar Nederland. Aan de Rijksuniversiteit Leiden studeerde hij Nederlandse taal- en letterkunde, met als bijvak Hindi. Dit bracht hem in 1976 en 1978 naar India, het land van zijn voorouders, waar hij onderzoek deed om beter inzicht te krijgen in de taal- en cultuurontwikkeling van Surinaamse Hindostanen. Met de opgedane kennis groeide Moti Marhé uit tot pionier en consequente pleitbezorger van de emancipatie van het Sarnámi als vehikel voor maatschappelijke verandering in Suriname op taal- en cultuurgebied.

Eerste kennismaking
Ik maakte kennis met Moti Marhé toen ik in mei 1981 voor het radioprogramma Zorg en Hoop verslag deed van de proclamatie van het IBS, het Instituut ter Bevordering van Surinamistiek. Dit gebeurde in Nijmegen tijdens een tweedaagse conferentie over de Surinaamse talen. Een jaar later verscheen de eerste editie van OSO, tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis, met alle presentaties van de conferentie. Alleen Marhé week hiervan af en leverde het interview aan dat ik met hem had gehouden, wel eindigend met zeven stellingen die hij op de conferentie poneerde.

Moti pleitte onder meer dat: 
- de term Surinaams niet voorbehouden mag worden aan één Surinaamse taal of cultuur;
- alle Surinaamse talen uitgeroepen dienen te worden tot nationale talen met bijbehorende beleidsconsequenties;
- bij geografische naamgeving, overheidsinstructies e.d. geput moet worden uit alle Surinaamse talen.

Vier jaar na de IBS-proclamatie verscheen in 1985 Moti’s eerste tastbare bijdrage aan de upgrading van het Sarnámi: Sarnámi Byākaran, een elementaire grammatica van het Sarnámi, uitgegeven door de Stichting voor Surinamers in Den Haag. Op het eerste blad staat een aanbiedingstekst van Moti aan mevrouw Eva Essed-Fruin, zijn lerares Nederlands in Suriname.

Laatste ontmoeting
Bij de drukke ingang van het jaarlijkse Milanfestival in Den Haag riep iemand hardop mijn naam. Het was zomer 2023; ik keek om en zag een oude man met volle grijze baard in een scootmobiel, zwaaiend met zijn telefoon, beide handen in zwarte medische handschoenen. Ik had Moti helemaal niet herkend. Of ik zijn zoon Pavan kon bellen, want hij had de uitnodigingskaart bij zich. We kwamen er om samen een award in ontvangst te nemen ter gelegenheid van 150 jaar Hindostaanse immigratie. Ik zat naast Moti, net 80 geworden, en het was fijn om na jaren weer bij te praten en herinneringen op te halen.

In september 2016 maakte ik met Pavan, thuis bij Moti in hun montagestudio, een compilatie van niet eerder uitgezonden beelden van Jagernath Lachmons laatste verjaardag, die ik in mijn archief had. Moti keek mee en koos het lied Aadmi Musafir Hai -de mens is een reiziger - als passend thema.

Ik sprak Moti natuurlijk ook over zijn gezondheid, nieuwsgierig naar die opvallende handschoenen. Door een spierziekte kon hij geen kracht meer met zijn vingers uitoefenen, ook niet om te schrijven. Maar, zei hij, “gelukkig heb ik nog mijn stem en een goede vriend die mijn mening op papier verwoordt.” Zo verscheen aan de vooravond van de 150ste herdenking van de Hindostaanse immigratie in juni 2023 een artikel onder de kop: Moti Marhé: geestelijk vader van Baba en Mai – Van vernedering tot trotse geuzennaam. In deze laatste publicatie legt hij uit waarom en hoe Baba en Mai voor hem een geuzennaam werd. Ook beschrijft hij dat hij de naamgever en bedenker was van het standbeeld Baba en Mai, dat in nauwe samenwerking met Ben Mitrasing namens de Stichting Hindostaanse Immigratie begin juni 1994 werd gerealiseerd.

Dat Moti altijd verbonden bleef met Suriname, blijkt uit zijn voorlaatste publicatie De overheid discrimineert haar moedertalen. Dit artikel verscheen eveneens in 2023, ter gelegenheid van 21 februari – de UNESCO Internationale Dag van de Moedertalen. Marhé herinnert ons eraan dat de toenmalige onderwijsminister Ashwin Adhin (nu parlementsvoorzitter) in 2014 de adviescommissie ‘Instelling taalraad en invoering Taalwet voor Suriname’ had ingesteld, onder leiding van Hein Eersel.

Het advies kwam in 2015, maar verdween in de bureaulade. “Als taalkundige, begaan met mijn vaderland, roep ik de Surinaamse politici op om werk te maken van de Taalwet door deze in de openbaarheid te brengen en te implementeren,” aldus Marhé. Om hen te inspireren reikt hij enkele suggesties aan die volgens hem zeker in die Taalwet moeten worden opgenomen.

Wij zijn het aan Moti Marhé verplicht zijn nalatenschap voort te zetten—als Surinamist, als pleitbezorger van het Sarnámi en als stem voor gelijkwaardigheid van alle Surinaamse talen.
Een eerste stap: breng het advies-Hein Eersel (2015) eindelijk openbaar en geef uitvoering aan een Taalwet voor Suriname.

Roy Khemradj
roy.khemradj@gmail.com