De raadslieden in de geruchtmakende SLM-zaak zijn het er unaniem over eens dat het Openbaar Ministerie (OM) een lichtvaardige en voor hun cliënten schadelijke beslissing heeft genomen door de voormalige SLM-toppers – algemeen directeur Paul de Haan, voormalig president-commissaris Xaviera Jessurun en juridisch adviseur Prenobe Bissessur – te vervolgen. Zij eisen daarom dat de kantonrechter het OM niet-ontvankelijk verklaart, wat betekent dat de vervolging geen rechtsingang vindt. Daarnaast vinden de advocaten dat de dagvaarding eerst door een onafhankelijke rechter moet worden getoetst.

De verdachten worden onder meer beschuldigd van overtreding van artikel 14 van de Anti-Corruptiewet, oplichting, valsheid in geschrifte, verduistering, diefstal van SLM-goederen, witwassen en schending van de Vuurwapenwet. Volgens het OM zouden handelingen van de drie hebben geleid tot aanzienlijke financiële schade voor de SLM, onder meer door betalingen, declaraties en overeenkomsten die volgens de dagvaarding onregelmatigheden bevatten.

GVO 
De verdediging stelt echter dat deze verdenkingen niet worden ondersteund door het gerechtelijk dossier, waaronder het Gerechtelijk Vooronderzoek (GVO) dat ruim een jaar duurde. In hun bezwaarschriften benadrukken de raadslieden dat zowel het politieel onderzoek als het onderzoek van de rechter-commissaris geen aanwijzingen heeft opgeleverd dat de drie verdachten de strafbare feiten hebben gepleegd.

Uit het onderzoek zou volgens hen juist blijken dat de SLM in die periode in een diepe crisis verkeerde en dat de drie handelden op basis van een door de staat goedgekeurd herstel- en herstructureringsplan.

Advocaat Murwin Dubois, die De Haan bijstaat, benadrukt tegenover Starnieuws dat zijn cliënt werkte onder voortdurend toezicht van clusterministers. De Haan had een ruim mandaat dat door de staat was verleend en rapporteerde regelmatig over de uitvoering van het plan. “Daarmee kan van zelfstandig of onbevoegd handelen geen sprake zijn,” zegt Dubois. 

Ook de raadslieden Benito Pick en John Kraag (voor Bissessur) en Rick Tjon A Joe (voor Jessurun) sluiten zich hierbij aan. 
Daarnaast klagen de verdachten dat zij nooit zijn geïnformeerd over de afronding van het GVO. Zij hebben de onderzoeksresultaten niet ontvangen en wisten daardoor niet welke concrete feiten volgens het OM aanwijzingen van schuld opleverden. Dat weegt volgens de advocaten zwaar: een verdachte moet weten wat hem wordt verweten om zich adequaat te kunnen verdedigen. Het nalaten hiervan maakt de vervolging volgens hen “lichtvaardig en daardoor onrechtmatig”. 

Wet
Artikel 243 van het Surinaamse Wetboek van Strafvordering biedt verdachten een belangrijke waarborg. Het artikel stelt dat een verdachte binnen drie dagen na betekening van de dagvaarding bezwaar kan maken wanneer hij vooraf geen kennisgeving van verdere vervolging heeft ontvangen. De bedoeling van deze bepaling is te voorkomen dat iemand onnodig wordt blootgesteld aan een openbare strafzitting wanneer de grondslag voor vervolging onvoldoende is of wanneer procedurele stappen niet zijn nageleefd.

Tijdens de eerste behandeling hebben de verdachten de kantonrechter verzocht het OM niet-ontvankelijk te verklaren en vroeg de verdediging om uitstel, omdat zij niet beschikten over alle dossierstukken. Het OM verzette zich tegen zowel het uitstel als de bezwaren, maar de rechter ging toch mee in het verzoek van de advocaten. Omdat de verdediging zich onvoldoende voorbereid achtte, is de behandeling van de zaak  die op maandag 8 december zou worden voortgezet, verschoven naar 23 januari.