Op 16 februari dit jaar heeft er een Diaspora Seminar plaatsgevonden bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Ondergetekende heeft daar als inleider geparticipeerd en is daarna aangesteld als de voorzitter voor de Homecoming Summit (HCS). De doelstelling van de HCS was om Surinamers en Surinaamse diaspora jaarlijks bijeen te brengen. Vanuit mijn zijde werden voorop wel twee belangrijke vereisten gesteld om dit gebeuren een internationaal allure te geven en geen éénmalige karakter. De eerste vereiste was dat het los van de politiek moest worden aangevlogen en de tweede vereiste was dat het geen etnische agenda mocht dienen.
Twee belangrijke stakeholders voor een succesvolle uitrol waren het Diaspora Instituut Nederland (DIN) en het Diaspora Instituut Suriname (DIS). Beide instituten, als de organisatoren van het seminar, hebben bij de opstart hun onvoorwaardelijke bijdrage toegezegd en waren het unaniem eens met de twee genoemde voorwaarden. De participanten aan het seminar waren van diverse pluimage met daarbij ook vertegenwoordigers vanuit de ondernemerswereld en de werknemersorganisaties.
De eerste bijeenkomst van HCS kan vol trots worden bestempeld als een spetterende start met een zesentwintig tal participanten. De eerste editie van de HCS zou plaatsvinden in de periode rond de onafhankelijkheidsviering van dit jaar. Deze driedaagse editie zou een soft launch zijn naar de vijfdaagse editie van 2025 waarbij vijftigjaar staatkundige onafhankelijkheid zou worden herdacht. Ik gebruik bewust herdenken i.p.v. vieren, gezien de economische crisis waarin het land verkeert.
Ultimo mei dit jaar was het projectteam van de HCS klaar met haar plannen en was het wachten op de financiële middelen voor implementatie en uitrol. Zowel DIN als DIS bleken niet te beschikken over deze financiële middelen. Ook het ministerie van Buitenlandse Zaken kon geen duitje in het zakje doen en via de vertegenwoordiger van het Kabinet van de President kregen we het bericht dat er geen rooie cent beschikbaar was. Zwaar teleurgesteld, maar nog met de nodige energie, begon het team van de HCS te werken aan ideeën en een plan van aanpak om de middelen via particuliere sponsoren en het bedrijfsleven bijeen te krijgen. Vooropgesteld, HCS bezit geen rechtspersoonlijkheid en kon uit dien hoofde geen correspondentie en zakelijk verkeer plegen met de buitenwacht.
In de tussentijd was er een stichting opgezet voor rechtspersoonlijkheid, maar gaandeweg de uitfasering van bepaalde noodzakelijke activiteiten naar deze stichting, werd deze stichting de nek omgedraaid door het ministerie van Buitenlandse Zaken. BuZa wou regie hebben, ondanks ze geen cent konden inbrengen. Daar het kort tijd was en de HCS voortgang moest hebben, werd besloten om de brieven via DIN en DIS te versturen. Hiervan is helaas niets terechtgekomen. Ondertussen werd vanuit de politiek steeds meer bemoeienis opgeëist. Het directoraat International Business van BuZa werd door de minister aangesteld als de coördinator van de HCS, maar onder een geheel andere naam en een hele nieuwe doelstelling.
Niet de Surinamer en de Surinaamse diaspora werden daarbij centraal gesteld, maar vage doelen. Deze drastische ommekeer viel niet in goede aarde bij het projectteam HCS. Als voorzitter heb ik de minister van BuZa en de president van het land direct aangeschreven en daarbij expliciet aangegeven wat de risico’s waren en aangedrongen op een onderhoud. De minister van BuZa heeft kort daarna een meeting geagendeerd, welke tot driemaal is verschoven en uiteindelijk nooit heeft plaatsgevonden.
Gaandeweg de rit bleken DIN en DIS vleugellam te zijn geslagen en hebben ze het projectteam verlaten. Vanuit het Kabinet van de President heeft men ook nooit het respect getoond om te reageren, laat staan een afspraak in te plannen.
Het team van de HCS heeft in totaal zeventien bijeenkomsten gehad en een tiental gesprekken met externe partijen gevoerd. De animo en het enthousiasme van de deelnemers waren van een dusdanig hoog gehalte, dat via Zoom of zelf via fysieke aanwezigheid vanuit het buitenland werd geparticipeerd. Daar er nuttig werk werd verricht voor de natie, is er ook een verzoek ingediend voor een commissievergoeding voor de deelnemers. Jammer genoeg, tot op heden hebben zowel het ministerie van BuZa als het Kabinet van de President hier geen invulling aan gegeven.
Helaas moeten we op deze negenenveertigste verjaardag van onze natie concluderen dat de overheid het diasporabeleid dat ze propageert, niet wil en waarschijnlijk niet kan realiseren. We constateren ook dat de huidige regering diaspora slechts ge(mis)bruikt voor politiek gewin en financiële belangen, maar pijnlijk genoeg ook de potentie mist tot natievorming. Het is een feit dat de huidige regering de eenheid binnen de Surinaamse gemeenschap zowel nationaal als internationaal niet heeft kunnen bewerkstelligen. Wederom een gemiste kans!
Dr. Robert Vishnudatt