Gerard Spong – Drijfzandamnestie
21 Jan, 11:10
foto
Gerard Spong


(Aangeboden)

Had de Gewijzigde Amnestiewet in 2012 überhaupt rechtsgevolgen?

Zoals bekend is de Amnestiewet 1989 in 2012 gewijzigd (‘Gewijzigde Amnestiewet’), opdat ook de Decembermoorden eronder zouden vallen. Artikel 1 lid 1 van de Amnestiewet verleent aan degenen die strafbare feiten hebben begaan amnestie en artikel 3 lid 1 bepaalt vervolgens de rechtsgevolgen van die amnestie, waaronder de verplichting het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren, de verplichting de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachten te bevelen en het verval van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van opgelegde straffen.

Bouterses advocaten spreken in hun verzoekschrift over het ‘in 2012 van rechtswege ingetreden rechtsgevolg’ van artikel 3 lid 1. ‘Van rechtswege’ betekent dat een rechtsgevolg reeds uit de wet voortvloeit zonder dat een rechterlijke uitspraak nodig is. Merkwaardig genoeg stellen de advocaten tegelijkertijd dat het rechtsgevolg is ingetreden doordat de Amnestiewet is toegepast door de rechter. Faites vos jeux en maak een keuze, zou ik zeggen. Het is het één óf het ander.

Hoezeer de nieuwe advocaten in hun verzoekschrift de lezer ook anders willen laten geloven, geen enkele rechter in het 8 decemberproces heeft artikel 3 lid 1 en de daarin genoemde rechtsgevolgen ooit toegepast. Het betoog is op drijfzand gebaseerd.

Voor zover het advocatenbetoog inhoudt dat amnestie met bijbehorende rechtsgevolgen is verleend door het loutere feit van de inwerkingtreding van de Gewijzigde Amnestiewet, gaat het eraan voorbij dat het Amerikaans Verdrag voor de Rechten van de Mens (AVRM), waaraan Suriname is gebonden, zich reeds in 2012 tegen die amnestieverlening verzette.
In 2012 was namelijk in de op het AVRM gebaseerde rechtspraak van het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens (IAHRM) al volledig uitgekristalliseerd dat feiten zoals marteling en buitengerechtelijke, standrechtelijke of willekeurige executies ‘ernstige schendingen van de mensenrechten’ inhouden en dat bij dat soort feiten nationale amnestiewetten en verjaringsregels niet toegepast mogen worden. Voilà, duidelijke taal.

Dit is uitgemaakt in een reeks IAHRM-zaken in 2001-2011, waaronder de richtinggevende ‘landmark case’ Barrios Altos uit 2001, waarin net als bij de Decembermoorden vijftien mensen werden gedood door leden van de nationale strijdkrachten. Dat Suriname ook al in 2012 aan deze IAHRM-rechtspraak was gebonden volgt uit de Surinaamse ratificaties in 1987 en 1991 van respectievelijk het AVRM en het Weens Verdragenverdrag, en uit de artikelen 105-106 van de Surinaamse Grondwet. In de ‘Brief van Elgin’, waarmee driftig wordt gezwaaid, komt deze internationale dimensie van de Surinaamse strafrechtspleging onvoldoende voor het voetlicht.

Op het moment van inwerkingtreding van de Gewijzigde Amnestiewet in 2012 stonden dus eigenlijk twee rechtsnormen diametraal tegenover elkaar: aan de ene kant de Gewijzigde Amnestiewet, die amnestie verleende aan de daders van de Decembermoorden, en aan de andere kant het AVRM en de IAHRM-rechtspraak, die inhouden dat bij feiten zoals de Decembermoorden amnestieverlening verboden is.

Gelukkig kent het recht ook regels om dit soort normconflicten op te lossen, waaronder de regel dat hogere regels voorgaan op lagere regels (Lex superior derogat legi inferiori). Deze Lex superior-regel is voor verdragsbepalingen zoals mensenrechten ook in de Surinaamse Grondwet vastgelegd (art. 106 Gw). Drie keer raden welke wet in de huidige amnestiediscussie als de inferieure, lagere wet heeft te gelden. Inderdaad: de Amnestiewet.

Antwoord: nee
Dit alles betekent dus dat de Gewijzigde Amnestiewet reeds bij de inwerkingtreding in 2012 in termen van art. 106 Grondwet ‘geen toepassing vond’, omdat deze wet in strijd was met hoger recht. De wet is technisch in werking getreden, maar kon nimmer tot het rechtsgevolg amnestie leiden.

Ratio van de IAHRM-rechtspraak
De uit de IAHRM-rechtspraak voortvloeiende beperkingen op nationale wetten en regels bij ernstige schendingen van de mensenrechten zijn niet zonder reden. Ze zijn noodzakelijk om straffeloosheid te bestrijden. De geschiedenis leert immers dat ernstige mensenrechtenschendingen nogal eens worden gepleegd door personen die over veel politieke macht en vaak ook invloed op het justitiële apparaat beschikken. Die macht en invloed stellen hen in staat om allerlei juridische en feitelijke obstakels op te werpen om hun straffen voor ernstige mensenrechtenschendingen te ontlopen. De IAHRM-rechtspraak stelt daar onder andere met het amnestieverbod paal en perk aan.

Van belang hierbij is verder dat het IAHRM het recht van nabestaanden van slachtoffers van ernstige mensenrechtenschendingen op ‘access to justice’ en de verplichting straffeloosheid tegen te gaan ook van toepassing acht tijdens de fase van de tenuitvoerlegging van opgelegde straffen (Barrios Altos en La Cantuta v. Peru, IAHRM-beslissing inzake de gratie voor Fujimori, mei 2018, par. 30). Gelet daarop had het Hof van Justitie ook de nabestaanden moeten oproepen om te worden gehoord over het verzoekschrift.

Gerard Spong is advocaat te Amsterdam

Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May