Chas Mijnals
(Aangeboden)

De koloniale occupatie en de vastgelegde rechtvaardiging daarvan laten weinig ruimte voor transparantie. Een goed begrip daarvan en van de oorspronkelijke eigendom der Inheemsen vereist plaatsing in tijd, ruimte en beweging.

De barbaren, (Spanjaarden, Engelsen, Portugezen, Nederlanders, Duitsers, Franzen, Belgen etc.) hebben rond 1500 hun wilde occupatie en rooftochten rond de wereld uitgevoerd en onder bruut geweld, de wereld buiten Europa onder elkaar verdeeld. De Inheemsen hadden in hun ogen geen eigendom op niets en geen geschiedenis. Formele onteigening van hun land heeft nooit plaatsgevonden.  

Tussen 1500 en 1650 heeft onregelmatige koloniale occupatie en plundering van Suriname plaatsgehad.  Toen Willoughby in 1650 Suriname occupeerde had hij geen toestemming van zijn barbarenkoning. Die was op 30 januari 1649 ontzet en onthoofd door het parlement. Twaalf jaar daarna kwam toestemming van de nieuwe koning. Willoughby luidde toen pas de systematische kolonisatie van Suriname in.

“Roofrecht en oorlogsrecht” waren uitsluitend voorbehouden aan de barbarenkoningen die zich soeverein noemden. Alleen zij waren gerechtigd tot landroof en stichten van koloniën. Vanaf 1667 tot 1975, werden de Engelse barbaren vervangen door Nederlandse. Die gaven grond uit onder de titels “volle en vrije eigendom, allodiaal eigendom en erfelijk bezit en erfpacht. Roof en bruut geweld waren geen legale titel die recht gaf op beschikkingsbevoegdheid en gronduitgifte. Volle en vrije eigendom etc. waren niet originair (oorspronkelijk), niet derivatief (legaal afgeleid) en hadden geen geoorloofde oorzaak! De gronduitgiften en de daaraan voorafgegane occupatie waren onrechtmatig.  

De Inheemsen werden steeds dieper het binnenland in gedreven waar zij hun leven zoals eeuwen daarvoor konden voortzetten, zonder kolonisatie, slavenplantages en onderdrukkingsregels der barbaren. Zij maakten gebruik van hun eigendom, leefden in vrijheid, trokken van de ene plek naar de andere en kenden geen begrenzingen of afbakeningen.

Samenvattend: De Inheemsen hadden originair eigendom. De barbarenkoning verschafte zichzelf illegaal “dominium directum” (juridisch eigendom) op het geroofde. De rover (Abraham Crijnssen) verkreeg van hem “gebruiksrecht” die ook eigendom werd genoemd. De rover gaf titels op de grond uit aan kolonisten die aanvankelijk “volle en vrije eigendom” werd genoemd, daarna allodiaal eigendom en erfelijk bezit. Daarnaast werd erfpacht en vanaf 1982 grondhuur uitgegeven.

Roof en bruut geweld waren geen legale titel waaraan rechten tot uitgifte konden worden ontleend. Inheemsen hebben nooit afstand gedaan van hun eigendom. Juridisch zijn alle uitgiften zonder toestemming der Inheemsen illegaal vanwege afwezigheid van beschikkingsbevoegdheid.

Het domeinbeginsel
Op 25 november 1975 vertrok de kolonisator uit Suriname. De overgedragen regeermacht aan de toenmalige regering werd na een staatsgreep van 1980 overgedragen aan de Nationale Militaire Raad. In 1982 kwam de Wetgeving Betrekking hebbend op Landhervorming tot stand, meer bekend als de L-decreten, waaronder L-1, Beginselen van het Grondbeleid
Artikel 1lid 1 van dat decreet drukt een beginsel uit dat bekend staat als het domeinbeginsel.

“Alle grond, waarop niet door anderen recht van eigendom wordt bewezen, is domein van de Staat”.

Met deze ene regel in de wet lijken de eigendomsrechten van Inheemsen “verdwenen”, hoewel dat beginsel primair betrekking had op gebieden waar uitgifte heeft plaatsgevonden. Het recht van eigendom der Inheemsen past niet in de beschrijving van artikel 1 lid 1 van het decreet L-1. Hun duizenden jaren recht van eigendom kunnen ze volgens ons geschreven recht niet bewijzen. Dus zegt die ene regel dat Inheemsen geen eigendomsrecht op hun grond hebben. Zelf de barbaren zijn niet zover gegaan! Wat is er dan in ons gevaren dat wij wetten maken die voorbijgaan aan zoiets fundamenteels als eigendomsrechten der Inheemsen, de werkelijke eigenaren van de grond en doodeenvoudig bepalen dat ze niets hebben?

Het domeinbeginsel constitueert omgekeerde bewijslast
Hij die stelt eigenaar te zijn moet dat bewijs leveren. De Staat stelt dat hij eigenaar is, maar hoeft niets te bewijzen. Het domeinbeginsel vrijwaart de Staat van de bewijslast. Die wordt nu omgekeerd en ligt op het bord van de Inheemsen. Zij zouden hun eigendomsrecht moeten bewijzen tegenover de Staat. Dat heeft de wetgever in 1982 bepaald! Echter, de overdracht van de regeermacht in 1975/1980 liet de eigendom der Inheemsen onverlet. Hun eigendom bleef intact ongeacht in wiens handen het zich ook bevond. Hun eigendom heeft geen verjaringstermijn.

Vanuit Inheems perspectief zou er sprake moeten zijn van het “Inheemsenbeginsel” omdat zij de authentieke eigenaren zijn, zij hebben niets te bewijzen! Hij die meent eigendom op hun grond te hebben moet dat bewijzen, zo ook de Staat Suriname die zijn intrede deed op 25 november 1975. Erkenning van het “inheemsenbeginsel” is primair en ligt aan de basis van onderzoek en discussie over de ontstane situatie van gronduitgifte door de Staat.

PVRS
Chas Mijnals
Voorzitter
advkantmijnals@yahoo.com