Column: Strafblad
02 Aug 2023, 00:59
foto
Hans Breeveld


De discussie over een nieuw kiesstelsel heeft vele tongen en pennen in beweging gebracht. Gelukkig werd daarbij ook een deel van onze politieke cultuur meegenomen. Het is om te huilen dat een simpel verzoek, dat personen die zich kandidaat willen stellen voor het president- of vicepresidentschap geen strafblad mogen hebben, zoveel stof doet opwaaien. Het was voor mij vanaf dag één duidelijk dat daarmee niet bedoeld wordt een simpele verkeersovertreding of een eenvoudig vergrijp. Bij het lezen van het verzoek van de parlementariërs Sharman en Van Samson vroeg ik mij af waarom dit verzoek slechts beperkt blijft tot degenen die zich kandidaat willen stellen voor het president- en het vicepresidentschap? In de fase waarin Suriname zich nu bevindt zou dit verzoek voor kandidaten voor meer functies in ons land moeten gelden.

Was het niet slechts enkele decennia geleden dat iedereen die naar het buitenland wilde een Bewijs van goed gedrag moest overleggen? Ik ben blij dat dit nu tot het verleden behoort. Wij zijn namelijk meesters in het handhaven dan wel bedenken van overbodigheden waarvan maar weinigen weten wat de zin daarvan is. Denk maar aan het overleggen van uittreksels uit het bevolkingsregister voor de meest onnozele zaken, oproepingskaarten bezorgen voor deelname aan de verkiezingen en zo zijn er nog enkele te noemen. Maar wanneer moreel ethische omstandigheden ons daartoe dwingen dan moeten we het noodzakelijke doen  om omstandigheden weer ten positieve te keren.

Er was een tijd dat de meerderheid van de bevolking voldoende lager onderwijs had genoten om vertrouwd te zijn met het spreekwoord: Als je boter op je hoofd hebt moet je niet in de zon gaan staan. Daarbij hadden wij het moreel ethisch fatsoen om zich figuurlijk daaraan te houden. Er is zoveel veranderd in Suriname dat morele herbewapening een dwingende eis is.

In 1991 was ik met nog 15 politicologen uit verschillende delen van de wereld te gast bij de American University in Washington. Deskundigen van verschillende universiteiten en instituten van de VS hebben ons toen onderricht in het staatsbestel van de VS. Er was één docente die de harten van ons allen stal vanwege haar deskundigheid, en de wijze waarop zij de stof presenteerde. Haar CV was ons – net als van de overige – eerder uitgereikt. Na vele inhoudelijke vragen over hetgeen ze gepresenteerd had kwam de vraag waarom zij niet in de politiek zat en of ze overwogen heeft zich ooit kandidaat te stellen voor het presidentschap van de VS?  Ze keek ons aan, glimlachte en zei: No, I have some secrets to hide. Hoe mooi is het niet als mensen na introspectie afzien van een prestigieuze job, maar op een ander vlak excellent werk blijven verrichten.

Niet iedereen is geroepen president of vicepresident van een land te zijn en lang niet altijd komen de juiste personen op deze posten terecht. Niet zo lang geleden hebben wij in de VS mogen beleven dat men - etnisch verblind of door etnische rancune - een persoon tot president koos, die niet in de zon zou mogen staan. Maar de VS heeft sterke instituten om politiek wangedrag te corrigeren. In Suriname zijn deze instituten niet ontsnapt aan de effecten van het moreel ethisch verval. 

Het is een gemiste kans als wij – wat betreft de presidents- of vicepresidentskeuze – zouden blijven steken bij de integriteitsvraag: Voldoet een kandidaat al dan niet aan de minimale integriteitsnormen? Bij kandidaten in een vooruitgeschoven politieke positie zouden kennis en vaardigheden op de eerste plaats moeten staan. Integriteit, waarden, normen en fatsoen zouden daarbij als inherente eigenschappen beschouwd moeten worden. Laten wij dus de discussie verplaatsen van de integriteitsvraag naar de vraag over de kennis en vaardigheden van mogelijke kandidaten. Laten we competenties centraal stellen. Er zal geen tijd moeten worden verspild aan discussies over personen die onder de integriteitsnorm vallen aangezien deze functionarissen mede een voorbeeldfunctie moeten vervullen. Laten wij ons vooral bezighouden met de vraag of wij ons weer eens willen laten verrassen door welke personen - onze volgende president of vicepresident worden. Mag het volk niet van tevoren weten wie ambities heeft invulling te geven aan deze belangrijke job, maar vooral wat die persoon met het land voorheeft?

Het is gebleken dat een slogan als: “Geef mij uw vertrouwen en ik geef u een mooi land terug” onvoldoende garantie biedt voor goed bestuur en duurzame ontwikkeling. En dan maar gezwegen over de politicus die voor de verkiezing zegt geen belangstelling te hebben voor een politieke functie, maar tussen de uitslag van de verkiezingen en de formatie zegt van mening veranderd te zijn en vervolgens op een van de hoogste politieke posten van het land terecht komt. Is het niet de hoogste tijd om verkiezingsprogramma’s een centrale plaats te geven tijdens verkiezingscampagnes en dat presidents- en vicepresidentskandidaten met elkaar in debat gaan?

Hans Breeveld
Advertenties