Vormt het bepaalde in artikel 22 Bankwet een strafsanctie?
Ik heb met bijzondere interesse kennis genomen van het artikel van mr. Carlo Jadnanansing betreffende de wijze waarop artikel 22, tweede lid van de Bankwet Suriname uitgelegd dient te worden en het vervolgens door de heren Sunil Sookhlall en Kries Mahabier daarop geleverde commentaar. In artikel 22, tweede lid, eerste volzin van de Bankwet is bepaald dat een persoon tegen wie een vonnis wegens misdrijf dan wel ter zake van enig delict van financieel-economische aard is uitgesproken, in Suriname of in het buitenland, niet benoembaar is tot president van de Bank. De ratio van deze bepaling is om te voorkomen dat een persoon met een strafbaar verleden onderdeel gaat uitmaken van het openbaar bestuur en derhalve de integriteit van het openbaar bestuur zou kunnen aantasten.
De cruciale vraag is: beoogd artikel 22 tweede lid, tweede volzin van de Bankwet leed toe te voegen? Anders gezegd: moet artikel 22 tweede lid, tweede volzin van de Bankwet worden aangemerkt als een vorm van 'schaduwstrafrecht'? In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat een bestuursmaatregel door een betrokkene al heel gauw als straf en pijnlijk zal worden ervaren. Echter, de door een betrokkene ervaren leedtoevoeging impliceert niet automatisch leedtoevoeging door de bewaker van het algemeen belang. Zo kan een bestuursrechtelijke maatregel als leedtoevoeging worden ervaren, maar is toch géén sprake van een bestraffende sanctie.
Ter zake de toepassing van artikel 22 tweede lid, eerste volzin van de Bankwet is van belang dat op grond van het universeel geldende praesumptio innocentiae (onschuldpresumptie) eenieder voor onschuldig dient te worden gehouden tot het tegendeel is bewezen. Dit vermoeden houdt in dat burgers in strafzaken het voordeel van de twijfel krijgen tot het tegendeel bewezen is voor een onafhankelijke rechtbank. Anders gezegd: iemand als misdadiger bestempelen zonder dat er sprake is van een veroordeling, is in strijd met de onschuldpresumptie. De onschuldpresumptie is echter slechts van toepassing indien de sanctie van artikel 22, tweede lid, eerste volzin van de Bankwet inderdaad als een 'criminal charge' aangemerkt dient te worden.
Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens valt af te leiden, wil de onschuldpresumptie van artikel 6, tweede lid, van het EVRM, van toepassing zijn, hetzij sprake moet zijn van een 'criminal charge', bijvoorbeeld in een punitieve bestuursrechtelijke procedure, hetzij sprake moet zijn van een niet-punitieve bestuursrechtelijke procedure waaraan parallel een strafrechtelijke procedure loopt of heeft gelopen. De reikwijdte van artikel 6, tweede lid, van het EVRM is derhalve niet beperkt tot strafrechtelijke procedures, maar kan zich in een voorkomend geval ook uitstrekken tot een bestuursrechtelijke procedure, indien de geschilpunten in de bestuursrechtelijke procedure voortvloeien uit en samenhangen met de strafrechtelijke procedure. Ik meen dat de rechtspraak van het EHRM naar analogie een houvast kan bieden voor de uitleg van artikel 22 van de Bankwet.
Gezien de in artikel 22 Bankwet gebruikte bewoordingen zou betoogd kunnen worden dat er sprake is van een zodanige nauwe band met de daaraan vooraf gegane strafprocedure ter zake de 'criminal charge' dat zij moet worden beschouwd als een uitvloeisel van die 'criminal charge'. Als het de wens en bedoeling van de wetgever is dat het bepaalde in artikel 22, tweede lid, tweede volzin van de Bankwet uitsluitend als een bestuursrechtelijk instrument aangemerkt dient te worden, dan verdient het mijns inziens aanbeveling deze bepaling anders te formuleren en een rechtsvermoeden te hanteren.
In mijn optiek zou het in artikel 22, tweede lid, eerste volzin van de Bankwet bepaalde als volgt geherformuleerd kunnen worden:
'Een persoon kan niet als president worden benoemd indien de gegronde vrees bestaat dat die persoon zich schuldig zal maken aan enig handelen dat een behoorlijk president niet betaamt. Gegronde vrees is in elk geval aanwezig indien tegen een persoon een vonnis wegens misdrijf dan wel ter zake van enig delict van financieel-economische aard is uitgesproken, in Suriname of in het buitenland. Daarbij is niet van belang of het vonnis onherroepelijk is.'
Gegronde vrees dat de integriteit van het openbaar bestuur aangetast zal worden kan gerechtvaardigd zijn indien een persoon in het verleden strafrechtelijk vervolgd is, al is het niet tot een veroordeling gekomen. Het vereiste van gegronde vrees kan blijken uit een eerdere strafvervolging, ook al volgt op basis van de concrete feiten en overige relevante omstandigheden geen veroordeling. Kortom: de schijn van in het verleden gepleegd strafbaar gedrag is voldoende om aan de integriteit en betrouwbaarheid van een persoon die het ambt van president van de Centrale Bank ambieert, te twijfelen.
Amsterdam, 13 februari 2020
mr. O.H.A. Mo-Ajok
Vandaag
Gisteren
- Column: Borrelpraat no. 870
- Bromfietser op slag dood bij aanrijding in Sabaku-project
- Doorrijdende fietser overlijdt na aanrijding
- Mediation en NBW
- OBBS stelt ultimatum: staking schoolvervoer dreigt op 8 mei
- Brazilië: Oud-president Bolsonaro uit het ziekenhuis
- VSB dringt aan op versterking instituties bij invoering Nieuw BW
- Herinneringen aan Jules Albert Wijdenbosch
- Bee: Parmessar geeft verkeerd beeld van gemaakte afspraken
- Sheinbaum: 'Nee president Trump, ons grondgebied is onschendbaar...'
- De industrialisatiepolitiek van SU (2)
- Bewolkte ochtend met kans op onweersbuien
- Tiener steekt stiefvader neer na mishandeling van moeder
- NPS-voorzitter hekelt verdraaiing van feiten richting verkiezingen
- Inbraak bij CBB: Twee bewakers aangehouden, daders voortvluchtig
- Oppositie: Regering bang om met de billen bloot te moeten
Eergisteren
- Ontwatering Esther Stichting aangepakt na noodsignaal
- Protest Stichting Lelydorp 2000 en omwonenden tegen bouw op ‘Groene Strook’
- SVB-verkiezingen: De antwoorden zijn in de huidige SVB-statuten te vinden
- Peruaans marineschip botst tegen olieplatform in de Amazonerivier
- SVB laat FIFA-dwang zwaarder wegen dan vonnis rechter
- Stemming en inhoud
- 'Ongeëvenaard' tegenslangengif gemaakt
- Regering investeert in inclusie, infrastructuur en rechtszekerheid
- Gajadien: Scherpe woorden, maar geen spijt
- Ook op deze zaterdag onweersbuien
- VS bestempelt machtige Haïtiaanse bende als transnationale terroristengroep
- Suriname zet met beleidsplan IOM stap naar gereguleerd migratiebeleid
- RVI-programma gelanceerd: Staatsraad plaatst juridische kanttekeningen