Strafbaarheid van seksuele handelingen met minderjarigen 
23 Dec 2019, 04:41
foto
Carlo Jadnanansing


Het begrip minderjarigen wordt zowel in het recht als in het dagelijkse spraakgebruik in verschillende betekenissen gebezigd. In casu gaat het om personen zowel van het mannelijk als vrouwelijk geslacht die de leeftijd van twaalf jaar bereikt hebben, maar nog niet die van zestien jaar (art. 298 Wetboek van Strafrecht;Sr). Dit betekent dat pas wanneer een minderjarige de leeftijd van zestien jaar bereikt heeft, hij/zij seksuele handelingen mag verrichten met iemand zonder dat er strafrechtelijke gevolgen aan verbonden zijn. 

Ik merk op dat de leeftijd van zestien jaar arbitrair is. Dit betekent dat deze niet gebaseerd is op een bepaald onderzoek of duidelijke argumentatie. In de hele wereld zijn er wetten op dit stuk. De leeftijden verschillen echter per land. Zo wordt bijvoorbeeld in Noorwegen (zie J. Gaarder: De wereld van Sofie) de grens gesteld op vijftien jaar, terwijl Nederland en Suriname die stellen op zestien jaar. In het algemeen kan gesteld worden dat vrijwel alle landen ter wereld tenminste een minimum leeftijd van veertien jaar hanteren voor het beschermen van een minderjarige, ook tegen zichzelf. 

Vermeldenswaard is dat tot 2009 de leeftijdsgrens als bedoeld in art. 298 lid 1 Sr veertien jaar was. Wij krijgen dan de merkwaardige situatie dat iemand die in 2008 seksuele handelingen gepleegd heeft met een minderjarige van veertien jaar met wederzijdse toestemming, vrijuit gaat, terwijl degene die thans de handelingen verricht met iemand van vijftien jaar, gestraft kan worden met een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaar!  
Zoals eerder gesteld komen de leeftijdsgrenzen vrij willekeurig over. Men zou kunnen denken dat het criterium van geslachtsrijpheid een rol zou kunnen spelen, in welk geval de leeftijd van veertien jaar realistischer lijkt dan die van zestien jaar. 

In het oude art. 298 Sr stond dat vervolging alleen mogelijk was op klachten. Dit betekent dat er sprake was van een klachtdelict, hetgeen inhoudt dat het Openbaar Ministerie (OM) slechts bevoegd was tot vervolging over te gaan, wanneer er een klacht werd ingediend door de ouders of wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige. Volgens het nieuwe art. 298 Sr is het OM ambtshalve bevoegd tot vervolging over te gaan. Men zou zich kunnen afvragen of een minderjarige van vijftien jaar die aantoonbaar reeds geruime tijd seksueel actief is, hetgeen overal ter wereld voorkomt, toch nog wettelijk beschermd moet worden tegen vrijwillige seks. 

Het is dus niet geheel duidelijk wat de reden geweest moet zijn voor de verhoging van de leeftijd van veertien jaar naar zestien jaar. Het lijkt er niet op dat de opvattingen over geslachtsrijpheid zijn veranderd, maar waarschijnlijk hebben internationale verdragen, waartoe Suriname was toegetreden, en de pressie van maatschappelijke groeperingen in het bijzonder vrouwenorganisaties, de doorslag gegeven. Overigens is ons art. 298 Sr gelijkluidend aan het Nederlandse art. 245 WvSr, met dit verschil dat in Nederland de maximale straf acht jaar is en in Suriname twaalf jaar. 

Volgens mijn informatie is de vervolgingspraktijk in Nederland wel anders dan in ons land. Het beleid van het OM in Nederland lijkt te zijn dat indien de leeftijd van het ‘slachtoffer’ en de dader niet veel verschillen, bijv. een vijftienjarig meisje heeft vrijwillig seksuele gemeenschap gehad met haar zeventienjarige vriend, niet tot vervolging wordt overgegaan. Dit, terwijl het gebeuren formeel wel valt onder de delictsomschrijving. 

We hebben thans in Suriname de merkwaardige situatie dat volgens ons huwelijksrecht een vrouw op de leeftijd van vijftien jaar in het huwelijk mag treden met een man die ten minste de leeftijd van zeventien jaar heeft bereikt. Maar als een man van zeventien buiten echt seksuele handelingen verricht met een vrouw van vijftien jaar met haar toestemming, kan hij gestraft worden met een gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaar! 

Ik denk dat de wetgever in 2009 niet aan deze consequentie gedacht heeft, anders zou de minimumleeftijd voor een vrouw om in de echt te mogen treden verhoogd zijn van vijftien naar zestien jaar of zou de leeftijdsgrens van art. 298 Sr niet gesteld zijn op zestien, maar vijftien jaar. 
Een andere mogelijkheid om strafrechtelijke vervolging te voorkomen van iemand die seksuele handelingen heeft verricht met een minderjarige van vijftien jaar, is om met laatstgenoemde in het huwelijk te treden, uiteraard ervan uitgaande dat beide partijen ongehuwd zijn. 

Art. 298 Sr stelt namelijk dat de seksuele handelingen 'buiten echt' (buiten huwelijk) moeten zijn gepleegd. Het probleem is echter dat ook al huwen partijen met elkaar de eerder gepleegde handelingen toch onder de werking van het artikel vallen, omdat partijen toen niet met elkaar getrouwd waren. Het lijkt mij echter niet verwachtbaar dat in een dergelijk geval het OM tot vervolging zal overgaan en nog minder dat de rechter zal beslissen dat de pas gehuwde bruid of bruidegom in het gevang zal belanden. 

In de Surinaamse praktijk is het voorgekomen dat strafrechtelijke vervolging heeft plaatsgevonden van mannen die gemeenschap gehad hebben met een vrouw van vijftien jaar met haar toestemming. Een voorbeeld is de geruchtmakende zaak tegen enkele leden van de Haagse Rapgroep Strictly Family Business (SFB) begin 2017. De vraag is of in deze zaak gesproken kan worden van een slachtoffer, daar de vrouw in kwestie te kennen gaf dat de handelingen gepleegd waren met haar instemming. Ondanks de verklaringen van de minderjarige en haar moeder over de vrijwilligheid van de seksuele handelingen, werden de verdachten veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de tijd in voorarrest doorgebracht. Het uitspreken van de straf door de rechter kon dan ook alleen maar gegrond zijn op schending van de rechtsorde, omdat voldaan was aan de delictsomschrijving. 

Als oud-strafpleiter rees bij mij de vraag of de verdedigers van de SFB-leden geen beroep hadden kunnen doen op een strafuitsluitingsgrond, waarbij als eerste gedacht zou kunnen worden aan afwezigheid van alle schuld, met als argument dat zij er te goeder trouw ervan uitgingen dat zij te doen hadden met een vrouwspersoon die de leeftijd van zestien jaar reeds had bereikt. 

Hiervoor zou wel vereist zijn dat zij onderzoek hadden verricht naar de leeftijd van de vrouw en dat zij het feit in verontschuldigbare dwaling hadden gepleegd. Bij de kwalificatie van seksuele handelingen gepleegd met een minderjarige worden in de media vaak termen gebruikt als verkrachting, aanranding, seksueel molest etc. Deze aanduidingen zijn alleen maar juist als de handelingen gepleegd zijn tegen de wil van de minderjarige. Als de minderjarige wel haar of zijn goedkeuring heeft gegeven, kan m.i. alleen maar gezegd worden dat voldaan is aan de delictsomschrijving van art 298 Sr te weten: seks met een minderjarige. Het OM is dan wel wettelijk gerechtigd tot vervolging over te gaan, maar of in alle gevallen de rechtsorde dusdanig is geschonden dat tot inverzekeringstelling moet worden overgegaan, is ten zeerste de vraag. Ook dat is een kwestie van beleid.  

Carlo Jadnanansing 

 Dit artikel is een verkorte en enigszins bewerkte versie van mijn artikel KINDHUWELIJKEN, LEEFTIJD EN SEKSUALITEIT, verschenen op Starnieuws van 2 december 2017, ook gepubliceerd in 'Recht voor allen', Ralicon, Paramaribo april 2019, pag. 68 e.v. De auteur is oud-notaris, maar was in de jaren 70 docent Criminologie en Strafrecht aan de Universiteit van Suriname. 
Advertenties