Reactie op: 'Eindelijk weer (nacht) rust'
06 Jul 2019, 02:48
foto


Toepassen, juiste interpretatie en handhaven van wetten.

De columnist van Starnieuws Hans Breeveld heeft in zijn artikel onder de titel 'eindelijk weer (nacht)rust' de aandacht van de lezers gevestigd op enkele ernstige gevolgen van geluidoverlast. Opmerkelijk voor mij is dat de schrijver o.m. stelt dat de districtscommissaris van Paramaribo Zuidwest samen met een gedupeerde burger, fundamenten van de rechtsstaat heeft versterkt, door een eind te maken aan het exploiteren van een discotheek in een niet geluidsdichte zaal, waarvan de bewoners uit de wijde omgeving van Pontbuiten langer dan een jaar weekend na weekend uit de slaap werden gehouden.
Het komt mij voor dat deze districtscommissaris een simpel behoorlijk bestuursbesluit heeft genomen en derhalve deze keer gedaan heeft waarvoor hij in die bestuurlijke functie is geplaatst.

Volgens Breeveld moet het probleem nationaal aangepakt worden en moeten wij niet beginnen ons af te vragen voor wie (toekomstige) regeringen (zullen) kiezen; voor hardwerkende bonafide burgers of voor lawaaischoppers?
In onze rechtsorde ligt de last van de beslissing bij de bestuurlijke macht, dus je zou kunnen zeggen dat de stelling van Breeveld recht doet aan het streven, maar welke regering wij ook hebben het gaat erom dat competente bestuurders zich houden aan de beginselen van behoorlijk bestuur.   

In de bestuurspraktijk zijn politieke wenselijkheden vaak uitgangspunt voor beleidsbeslissingen in welk geval de wettelijke grondslag soms dan genegeerd wordt of daaraan bewust een beperkende interpretatie wordt gegeven.  Dan kunnen er situaties ontstaan zoals in het geval van de hektrawlers. 

In de Zeevisserij Wet van 31 december 1980 (SB 1980 no. 144) is het vissen zonder vergunning met een vreemd vissersvaartuig of het zich zonder vergunning bevinden met een vissersvaartuig in de visserijzone als misdrijf strafbaar  gesteld. Onder visserijzone verstaan we zowel de territoriale zee als de daaraan grenzende economische zone. Ondanks deze wetgeving maken wij mee dat beschikkingsbevoegde autoriteiten publiekelijk verklaren dat in strijd met  deze bepaling wordt gehandeld, maar de trawlers zijn kennelijk met de zegen van het bestuur toch in onze wateren.  
Door het legaliteitsbeginsel in de rechtstaat moet voor ieder bestuurlijk handelen die naar de uitwerking de vrijheid van de burger beperkt, uiteindelijk een wettelijke basis kunnen worden aangewezen. Het is dan ook de wet die het bestuur de noodzakelijke instrumenten moet verschaffen om te kunnen optreden.

Er wordt in deskundige rapporten gesproken over een geluidsniveau van bepaalde decibel welke negatieve effecten op de mensen kan hebben en er  zijn in Suriname verschillende wettelijke regelingen die als beleidsinstrumenten  ter beschikking van bestuurders zijn om geluidshinder tegen te gaan.
In de koloniale tijd achtte men het reeds noodzakelijk een verordening (de Hinderwet) in het leven te roepen waarin bepalingen werden vastgesteld omtrent het oprichten van inrichtingen, welke gevaar, schade of hinder kunnen veroorzaken.

De wet beoogt schade en hinder aan omliggende eigendommen te voorkomen en dat er geen gevaar wordt veroorzaakt voor openbare veiligheid of schade wordt gedaan aan de volksgezondheid. Indien door het stellen van voorwaarden aan het bezwaar van gevaar, schade of hinder kan worden tegemoetgekomen, kunnen die voorwaarden in de verstrekte vergunning worden opgenomen. (art 7 Hinderwet)
In de praktijk werd er kennelijk niet serieus van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.Burgers doen om onduidelijke redenen geen aangifte bij de politie in geval van geluidsoverlast.

Enkele bewoners in Paramaribo noord hebben de Staat (districtscommissaris) in juli 2011 voor de kantonrechter gedaagd op grond van het feit dat zij, als gevolg van de festiviteiten en evenementen gehouden op een terrein aan de Anton Dragtenweg, hinder hebben van geluidsoverlast, waardoor hun recht op vrij woongenot in ernstige mate wordt geschaad en hun levensvreugde wordt ontnomen, hetgeen zij als onrechtmatig hebben ervaren. (1e Kanton A.R. no. 11-3062) In deze zaak heeft de kantonrechter o.m. overwogen dat de Staat (de D.C.) als verantwoordelijke autoriteit volgens de wet de mogelijkheid heeft om door het stellen van voorwaarden bij het verlenen van de vergunning tegemoet te komen aan het bezwaar van gevaar, schade of hinder en dat van de staat mag worden verwacht dat zij van die mogelijkheid gebruik maakt. Volgens de rechter heeft de Staat door het verstrekken van de vergunningen (zonder de voorwaarden te stellen) verzuimd om rekening te houden met de belangen van eisers en handelde derhalve onrechtmatig jegens hen.

Zo staat er in art. 56 van de Politie Strafwet: “Hij die door middel van een toestel bestemd tot of in gebruik voor het hoorbaar maken van muziek of de menselijke stem, hetzij in de buitenlucht, hetzij in een afgesloten ruimte, voor de omgeving hinderlijk geluid maakt, wordt gestraft met een geldboete…
Dit artikel kan ook worden toegepast op automobilisten die met ongelimiteerde decibellen muziek rijden.
Artikel 502 in het Wetboek van Strafrecht stelt burengerucht strafbaar, tevens wordt strafbaar gesteld degene die rumoer verwekt waardoor de nachtrust kan worden verstoord of degene die in de nabijheid van gebouwen voor geoorloofde godsdienstoefening … of … rumoer maakt.
Behoorlijke toepassing van deze regelingen en de bestuursbevoegdheden in andere wettelijke regelingen om vergunningsvoorwaarden te stellen ter voorkoming van hinder enz ... zal de ordening ten dienste zijn.

Armand W. van der San
Advertenties