Column: Onze emancipatie of mijn emancipatie?
18 Oct 2010, 08:30
foto


Soms kun je veel leren over de politieke verhoudingen in een land door goed te kijken naar bepaalde details. De kwestie van minister Martinus Sastroredjo toont het functioneren van het politiek systeem in Suriname op een manier die je zelden ziet. Die kwestie roept een belangrijke vraag op over de werking van het politiek systeem in Suriname.

Die vraag luidt: Is emancipatie van achtergestelde groepen in Suriname alleen mogelijk door corruptie of kan het ook door beleid?
Sastroredjo is een Javaanse technocraat. Soemita en Somohardjo zijn Javaanse politieke leiders. Vroeger, in the old days toen de verschillende etnische groepen min of meer één grote etnische politieke partij hadden, was er het idee dat emancipatie van de achtergestelde etnische groepen tot stand kwam via de politiek. Die emancipatie betekende toegang tot banen bij de overheid, aandacht voor de culturele waardigheid van de eigen groep vergunningen voor grond, overheidsopdrachten en andere zaken. De politieke leiders waren de bemiddelaars voor de etnische groep als geheel, leek het. Die etnische groep als geheel bleek in de praktijk al gauw de familie- en vriendengroep van de politieke leiders. De deur naar corruptieve praktijken was opengezet.

Emancipatie van de etnische groep kwam neer op emancipatie van de eigen familie- en vriendengroep, waardoor binnen één etnische groep meerdere politieke partijen ontstonden niet zozeer vanwege verschillende beleidsuitgangspunten, maar vanwege verschillende familie- en vriendengroepen.
Een minister uit de eigen groep betekende automatisch dat die de belangen van de familie- en vriendengroep moest behartigen. Want in die oude verhoudingen verwacht niemand dat een minister van een andere etnische groep de belangen zou behartigen van die achtergestelde Javanen, Hindostanen of Creolen. Dus leek het ook logisch dat de enige manier van etnische emancipatie was de controle van een ministerie door een minister uit de eigen etnische groep.
Hier zit dan ook de kern van het probleem van Sastroredjo. Los van alle persoonlijke en politieke sentimenten tussen politieke leiders en de mensen zie ze als minister hebben voorgedragen, roept het gedrag van Sastroredjo de vraag op: is emancipatie van een etnische groep ook mogelijk door beleid i.p.v. door de oude manier van politiek voering.

De hele zaak komt als volgt over. Sastroredjo wil als een technocraat zijn ministerie runnen op basis van beleid en niet op basis van persoonlijke voorkeuren. Beleid betekent transparantie en transparantie betekent dat het daadkrachtig aanpakken van een ergernis bij het beleid rond gronduitgifte waar een sterke geur van corruptie hangt. Als Sastroredjo een Hindostaan of Creool was geweest, konden de Javaanse politieke leiders met enig recht van spreken zeggen dat hun etnische groep wordt achtergesteld omdat die minister bij voorbaat verdacht kan worden van etnische voorkeuren voor zijn eigen groep. Maar bij deze minister kun je dat niet volhouden omdat hij uit die groep komt.

Als een Javaanse minister openlijk de suggestie oproept dat rond de leiders uit zijn eigen groep die sterke geur van corruptie hangt omdat zij tegen dat transparante beleid zijn, dan blijft nog de vraag staan: is de emancipatie van een achtergestelde groep als Javanen gebaat bij het aanhouden van Sastroredjo of wordt deze juist geschaad als de Javaanse partijen uiteindelijk afhaken in de huidige coalitie? Is het mogelijk om grote groepen Javanen toegang te geven tot onderwijs, grond, vergunningen etc op basis van een beleid die niet discrimineert naar etnische groep of kan dat alleen op de manier die we tot nu toe altijd gekend hebben?

Een lastig dilemma. De oude wijze Jopie Pengel had twee uitspraken die me bijgebleven zijn.
“Wees gerust, alle komt terecht.” Daar klopt geen meter van, heeft de geschiedenis ons geleerd.
En: “Wat niet bij elkaar hoort, zal niet bij elkaar blijven.” Deze woorden zijn nu goud waard.

Sandew Hira

sandewhira@amcon.nl

Martinus Sastroredjo, minister van RGB.
Advertenties