Neuropsychologische en maatschappelijke reflecties op extreem geweld in een kleine gemeenschap

De moord op negen personen in Meerzorg, Commewijne, heeft Suriname diep geschokt en collectief verlamd. In de eerste plaats gaat alle aandacht terecht uit naar de nabestaanden van dit misdrijf, die abrupt in een onvoorstelbare werkelijkheid zijn terechtgekomen. Hun verlies, verdriet en ontwrichting staan centraal en verdienen blijvende erkenning.

Dit artikel beoogt nadrukkelijk geen verklaring en zeker geen rechtvaardiging van het gepleegde geweld. Evenmin is het bedoeld als een impliciete of expliciete beschuldiging van overheid, instellingen of specifieke maatschappelijke actoren. Het richt zich niet op schuldtoewijzing, maar op het zorgvuldig en verantwoord duiden van mogelijke onderliggende mechanismen, met het oog op preventie en het voorkomen van herhaling. Vanuit een neuropsychologisch én maatschappelijk perspectief kan hierover worden geschreven, mits speculatie wordt vermeden, slachtoffers niet uit beeld raken en er wordt gesproken over processen en kwetsbaarheden, niet over diagnoses of morele oordelen.

Het extreme en confronterende karakter van dit geweld roept begrijpelijkerwijs reacties op van veroordeling, ongeloof en de behoefte aan één allesverklarende oorzaak. Die reflex is menselijk, maar zelden toereikend. Wat wél mogelijk is, is het beschrijven van internationaal bekende risicofactoren die samenhangen met extreem geweld, geplaatst binnen een concrete sociale en culturele context. Zowel de neuropsychologie, psychiatrie als de sociale wetenschappen laten zien dat daden van deze omvang vrijwel nooit het gevolg zijn van één enkele factor. Het gaat meestal om een opeenstapeling van kwetsbaarheden, stressoren en gemiste interventiemomenten. De vraag die zich dan opdringt is niet zozeer: wie was deze persoon? Maar eerder: wat gebeurde er in het brein en het leven van iemand die afgelopen week nog zijn landbouwwerk ogenschijnlijk normaal verrichtte en enkele uren later tot extreem geweld kwam?

Chronische stress en cognitieve vernauwing

Langdurige psychosociale stress, zoals financiële onzekerheid, relationele conflicten, ervaren falen, gevoelens van schaamte of sociale uitsluiting, kan leiden tot wat neuropsychologen chronische overbelasting noemen. In die toestand raakt het brein steeds minder in staat om impulsen te remmen, emoties te reguleren en alternatieven te overwegen. Onder aanhoudende stress neemt het zogenoemde tunneldenken toe: het perspectief vernauwt zich, nuance verdwijnt en emoties gaan domineren over reflectie. Oplossingen raken buiten beeld, terwijl gevoelens van wanhoop, woede of machteloosheid toenemen. Dit vergroot het risico op impulsieve, destructieve beslissingen en gedrag, zonder dat dit moreel iets verklaart of vergoelijkt.

Gezinsdynamiek zonder externe correctie
In hechte gemeenschappen blijven spanningen en conflicten binnen gezinnen vaak binnenskamers. Professionele hulp, crisisinterventie of laagdrempelige begeleiding is niet altijd beschikbaar, zeker niet in kleine gemeenschappen buiten Paramaribo. Daardoor kunnen spanningen escaleren zonder tijdige, corrigerende tussenkomst. Kinderen bevinden zich in zulke situaties in een volledig afhankelijke en kwetsbare positie. Juist wanneer stress en conflict toenemen en hulp uitblijft, lopen zij het grootste risico. Wat voor de buitenwereld onzichtbaar blijft, kan binnenshuis langzaam ontsporen. Een kleine gemeenschap biedt nabijheid, solidariteit en sociale verbondenheid, maar kent ook schaduwkanten. Schaamte, reputatieverlies en sterke sociale controle kunnen het zoeken van hulp bemoeilijken. Problemen worden soms genormaliseerd of geminimaliseerd, totdat de situatie onhoudbaar wordt.

De ingestorte toekomst

Bij extreem geweld beschrijven onderzoekers vaak een toestand van ingestorte toekomstverwachting: het onvermogen om nog een uitweg, perspectief of leefbare toekomst te zien. Het denken verschuift van oplossingen naar beëindiging, van problemen willen oplossen naar het beëindigen van de situatie zelf. Dit concept verklaart het geweld niet moreel, maar helpt te begrijpen hoe iemand psychisch kan afglijden naar het ondenkbare, vooral wanneer stress, isolatie en gebrek aan hulp samenkomen.

Reflectie en verantwoordelijkheid

Naast rouw en verontwaardiging vraagt deze gebeurtenis om collectieve reflectie. Preventie begint bij toegankelijke en bereikbare geestelijke gezondheidszorg, het doorbreken van stigma rond mannelijke kwetsbaarheid, vroege signalering van gezinsstress en geweld, en gemeenschapsgerichte ondersteuning vóórdat een crisis escaleert. Psychische gezondheid is geen individueel falen. Het is, tot op zekere hoogte, een gezamenlijke verantwoordelijkheid.

De kernvraag die we ons als samenleving moeten stellen is daarom niet alleen: hoe kon dit gebeuren? Maar ook: waar waren wij eerder? Werkelijke preventie vraagt meer dan rouw en verontwaardiging. Het vraagt om investeren in zorg, om sociale waakzaamheid, om het serieus nemen van signalen bij mensen die dichtbij ons staan, voordat wanhoop omslaat in geweld. Begrijpen is geen excuus. Niet begrijpen vergroot de kans op herhaling.

Tot slot ligt hier ook een oproep aan psychologen, psychiaters en andere geestelijke gezondheidsprofessionals: neem deze uitzonderlijke en pijnlijke gebeurtenis mee als casus in opleiding, onderzoek en maatschappelijke dialoog, niet om te verklaren, maar om te leren.

Dr. Headly R. Binderhagel, klinisch neuropsycholoog