Toeristen komen, denk ik, naar Suriname vooral voor het koloniaal erfgoed en de natuur. Na de veilige vliegtuiglanding, het gebruikelijke applaus en de douane, volgt een lange rit over een langzame weg naar de stad. Onderweg wordt alvast wat couleur locale opgesnoven. In de historische binnenstad van Paramaribo ziet men hier en daar geblakerde lege plekken en verkrotte monumentale panden, als rotte tanden in een verder mooi gebit. Wie verder kijkt, ziet dat ook het binnenland wordt aangetast: oerbos wordt geschonden, zoetwater raakt vervuild door een ongeordende, toxische goudzucht.

Het oude centrum van Paramaribo werd bedreigd door brandstichtingen, sloop en verwaarlozing. De overheid deed er weinig aan. Gelukkig werd de binnenstad in 2002 opgenomen op UNESCO-werelderfgoedlijst. Onderdeel daarvan is het Paramaribo Urban Rehabilitation Program (PURP), dat fungeert als hefboom voor behoud en herstel. 

Ik krijg een prettig gevoel als ik in een achterafstraatje ineens een intact koloniaal houten huis zie opduiken, als een sieraad dat schittert in de zon. Witte wanden, groene raamluiken, een balkon met verfijnde houtdetails en een kookraam (botralie). Het mooiste van Paramaribo vind ik de koloniale gebouwen aan de Waterkant en directe omgeving, met hun symmetrische gevels, sierlijke balkons en rode bakstenen stoepen. Misschien verraadt het een verlangen naar orde en discipline, maar ik vind deze architectuur simpelweg aantrekkelijk. 


Een vervallen pand maakt je neerslachtig en onverschillig. Dit trieste gevoel krijg je ook bij het iconische torentje van Financiën. De omgeving oefent macht uit: je zakt of stijgt naar het niveau van je omgeving. Hetzelfde pand aan de Zwartenhovenbrugstraat zag er na herstel door Stadsherstel Amsterdam in 2016 totaal anders uit.


Die foto roept juist een geluksgevoel op. De elegante uitstraling en de slanke houten kolommen doen denken aan een ballerina die op de tenen balanceert.

In de stad kom je af en toe zulke opgeknapte panden tegen. Ze ogen als versgebakken broodjes. Het probleem is niet herstel, maar onderhoud en toezicht. Ik weet niet hoe het genoemde pand er nu bij staat. Leegstaande panden worden gekraakt door zwervers of aangereden door dronken automobilisten. Zonder handhaving verdwijnt herstel even snel als het kwam.

Hoe aangenaam zou het zijn om vanaf Fort Zeelandia ‘s ochtends en ’s avonds veilig te kunnen slenteren langs een schone waterkant, onder amandelbomen, zonder overlast van zwervers of verslaafden? Om neer te strijken op een stijlvol, overdekt terras voor een drankje en een hapje, met uitzicht op de rivier en de imposante brug die de oevers overspant, en aan de overkant van de straat een rij oude, waardige gebouwen die al veel hebben zien komen en gaan. De toeristische potentie van deze plek wordt onvoldoende benut.

Ook de rest van de Waterkant, vanaf het Waaggebouw tot de Platte Brug en verder richting Centrale Markt, zou op vergelijkbare wijze moeten worden aangepakt. Met opgeknapte monumentale panden en lege plekken die worden ingevuld in dezelfde karakteristieke bouwstijl, maar met duurzamere materialen die beter bestand zijn tegen brand, zon en regen. Of met een nieuwe architectuur die moderne technologie en het eigene van Suriname vertaalt in een ontwerp dat niet uit de toon valt. Zodat het karakter van de stad niet verloren gaat. Dat dit niet gebeurt, is vooral een kwestie van gebrek aan ambitie.

De historische binnenstad is onderdeel van de identiteit van Suriname. De koloniale gebouwen vertellen waar we vandaan komen en, in zekere zin, wie we zijn. Ja, ze zijn verbonden met slavernij en contractarbeid. Maar dat geldt ook voor schepen, machines en infrastructuur die we dagelijks gebruiken. Meer dan een eeuw na de afschaffing van slavernij en contractarbeid moeten we in staat zijn deze gebouwen zonder vooroordelen te bekijken en te waarderen om hun ontwerp, vakmanschap en idee van bouwen.

Onderhoud van het cultureel erfgoed is duur en de opbrengst is niet altijd direct zichtbaar. Wie dagelijks vecht voor een bordje rijst en fatsoenlijke huisvesting, maakt zich hier minder druk om. Toch is behoud belangrijk. Het schept een gevoel van “thuis”, maakt geschiedenis tastbaar en levert op lange termijn economische waarde via toerisme en investeringen. 
Suriname blinkt niet uit in handhaving en onderhoud. Soms lijkt het beleid neer te komen op ‘zomaar je gang gaan’. Maar als je mensen hun gang laat gaan, krijg je verval. Een mooi, schoon en sexy Paramaribo is mensenwerk. Als dat niet lukt , is het geen kwestie van geld, maar van bestuur. A fool with a tool is still a fool. Juist daarom moet de historisch binnenstad op de Werelderfgoedlijst blijven: voor bescherming en toegang tot deskundigheid en middelen.
  
D. Balraadjsing