Suriname heeft opnieuw geen benoemde korpschef, maar een waarnemer. Minister Harish Monorath van Justitie en Politie verklaarde onlangs op een regeringspersconferentie dat de situatie geen reden tot zorg is, want er is een waarnemer. Toch wringt die geruststelling met de realiteit. Want juist in een periode waarin criminaliteit verhardt en het vertrouwen in instituties onder druk staat, is de afwezigheid van een volwaardig benoemde korpschef geen detail, maar een structureel probleem.

Het verschil tussen een waarnemend en een benoemde korpschef is fundamenteel. Waarnemen is beheren, niet leiden. Een waarnemer weet dat zijn positie tijdelijk is, dat elke ingrijpende beslissing politiek kan worden heroverwogen en dat zijn toekomst afhankelijk is van verlenging of bevestiging. Dat maakt voorzichtig. Soms té voorzichtig. Een benoemde korpschef daarentegen beschikt over een duidelijk mandaat. Hij kan richting geven, hervormen, disciplineren en impopulaire maar noodzakelijke beslissingen nemen zonder voortdurend achterom te hoeven kijken.

De recente geschiedenis laat zien waarom dat onderscheid ertoe doet. De vorige korpschef, Bryan Isaacs, was nog maar kort benoemd toen hij van de ene op de andere dag werd ontheven. Zijn aantreden, samen met Milton Pinas als tweede man, werd destijds gepresenteerd als een nieuwe start en een versterking van het korps. Die belofte van continuïteit bleek echter van korte duur. Wanneer een korpschef zonder duidelijke uitleg of ordentelijke overgang van zijn post kan worden gehaald, is één ding helder: dit ambt is kwetsbaar. En een kwetsbaar ambt trekt geen sterke leiders aan, maar bevordert voorzichtigheid, aanpassing en zelfbehoud.

De politie is geen gewone overheidsdienst. Zij is een pijler van de rechtsstaat. De korpschef is niet alleen operationeel leider, maar ook hulpofficier van justitie en daarmee een werkarm van het Openbaar Ministerie. In die rol bewaakt hij de grens tussen opsporing en politiek, tussen gezag en willekeur. Dat vereist onafhankelijkheid, rechtspositionele bescherming en institutionele rugdekking. Een korpschef die weet dat zijn positie wankel is, staat per definitie minder stevig tegenover politieke druk en informele belangen.

Daar komt bij dat politieke beïnvloeding zelden openlijk plaatsvindt. Zij werkt via suggesties, verwachtingen, telefoontjes en informele gesprekken. Juist in die grijze zone is een waarnemend korpschef kwetsbaar. Zonder vast mandaat ontbreekt het instrumentarium om “nee” te zeggen wanneer opsporing politiek ongemakkelijk wordt, wanneer prioriteiten moeten worden verschoven of wanneer dossiers beter niet te hard worden aangepakt. De wetenschap dat verlenging of benoeming elders wordt beslist, is vaak al voldoende om zelfcensuur in de hand te werken. Dat is geen beschuldiging aan individuen, maar een structureel risico.

Tegen die achtergrond is ook de aantasting van het korps door criminele elementen geen taboe, maar een publiek geheim. Infiltratie, corruptie en lekken zijn geen verzinsels, maar reële bedreigingen voor de integriteit van de politie. Juist dan is sterk, onafhankelijk leiderschap cruciaal. Alleen een benoemde korpschef met gezag kan intern schoon schip maken, grenzen stellen en bescherming bieden aan integere politiemensen die hun werk willen doen zonder vrees voor represailles. Een waarnemer mist die slagkracht.

Intussen verandert de realiteit op straat wél. Gewapende overvallen, schietincidenten en grensoverschrijdende drugscriminaliteit stellen hoge eisen aan het politieapparaat. Politiepersoneel werkt onder zware druk, terwijl de samenleving houvast zoekt in gezag en rechtszekerheid. In zo’n context is een waarnemend korpschef geen neutrale tussenoplossing, maar een risico voor de stabiliteit van het systeem.

Een sterke, benoemde korpschef is ook een signaal. Naar de samenleving, dat de staat zijn veiligheidsinstituties serieus neemt. Naar het korps, dat leiderschap niet tijdelijk of conditioneel is. En naar de politiek, dat er grenzen zijn aan beïnvloeding. Onafhankelijkheid is geen luxe, maar een noodzakelijke voorwaarde om geloofwaardig op te treden tegen misdaad, corruptie en machtsmisbruik. Dat signaal is ook van belang richting internationale partners.

Suriname heeft sterke instituties nodig, geen waarnemende functionarissen. Een korpschef met gezag, onafhankelijkheid en een duidelijk mandaat is geen politieke gunst, maar een democratische noodzaak. Zolang die benoeming uitblijft, blijft de kernvraag onbeantwoord: hoe kan de rechtsstaat worden beschermd tegen politieke beïnvloeding en criminele ondermijning, wanneer juist degene die die bescherming moet belichamen zelf afhankelijk is van politieke goedkeuring?

Nita Ramcharan