Het feit dat het Hof van Justitie, als belangrijk staatsrechtelijk orgaan binnen de leer van de trias politica in ons staatsbestel, heeft opgemerkt dat er personen zijn die vanuit hun functie een extra bijdrage hebben geleverd aan de Surinaamse rechtspraak en de versterking van de rechtsstaatgedachte in het algemeen, is inderdaad opvallend. Echter wens ik op geen enkele wijze betrokken te worden bij enig gedoe over beloning voor bewezen diensten, want daarvan is geen sprake.

Hoe kan een glazen plakkaat als beloning voor gewezen diensten worden beschouwd? Door rechter Ineke de Miranda is ergens spontaan een opmerking gemaakt over mijn uitstekend functioneren als minister van Justitie en Politie tijdens mijn korte ambtsperiode. Maar ook mijn jarenlange positieve werkervaring met de president van het Hof van Justitie rechtvaardigde de waardering en uitspraak. Zo is ook mijn functioneren als directeur Bestuurs- en Administratieve Aangelegenheden van het Kabinet van de President (augustus 2010 – juli 2020) in beeld gebracht.

Dezerzijds is dit voorval mij niet ontgaan, aangezien er inderdaad bij verschillende gelegenheden, zowel in Suriname als daarbuiten, op indringende wijze aan mij dank werd betuigd en complimenten werden gegeven voor de vele “eyeopeners” – zoals men dat noemt – die ik met betrekking tot het rechtsstatelijk denken binnen het openbaar bestuur middels artikelen of via LIM FM naar buiten heb gebracht. Ik had echter geen behoefte daarop te reageren.

Ik sta soms ook perplex van die aandacht, maar besef tegelijkertijd dat grote delen van de samenleving hongeren naar informatie die zij als ondenkbaar ervaren, en dat mijn bijdrage er toe doet. De traditionele geste van dankbetuiging van de president van het Hof van Justitie wordt dezerzijds hogelijk gewaardeerd. Ondanks mijn kritische beschouwingen met betrekking tot het functioneren van delen van de rechterlijke macht die niet met rechtspraak belast zijn, blijft hij sportief.

Het probleem in Suriname is de middelmatigheid en de krabbenmentaliteit, waardoor geen diepgang kan worden bereikt in relevante zaken. Neem nu de kwestie van de regeling op grond van artikel 141 lid 3 van de Grondwet, zoals door de president van het Hof van Justitie benoemd. Dat deze bepaling reeds vijftig jaar geleden was opgenomen in de eerste Grondwet van de Republiek Suriname, heb ik ook in het voetlicht geplaatst.

De regeling is ingevoerd en is een totale staatsrechtelijke paskwil geworden; je zou kunnen spreken van integrale corruptie. In een artikel vóór de behandeling van het ontwerp “De anatomie van onze wetgeving” had ik hier reeds op gewezen. Of dat is begrepen? Who knows?

Ten slotte:
De overhandiging van plaquettes aan Marinus Bee, gewezen voorzitter van De Nationale Assemblee (DNA), Asiskumar Gajadien, Cheryl Dijksteel en Geneviève Jordan, allen leden van DNA, blijft in verband met het voorgaande bedenkelijk.

Eugène van der San