Hans Breeveld
Het zal zeker niet aan de politieke samenstelling liggen dat er nog steeds redelijk positief en hoopvol gesproken wordt over de huidige regering. Is het dan misschien het feit dat onze regering voor het eerst geleid wordt door een vrouw? Dat lijkt mij te kort door de bocht. Het presidentiële koppel of duo dan? Is het de wijze waarop ze leidinggeven aan het kabinet en communiceren met de bevolking? Communicatie kan verbaal of non-verbaal geschieden. Zonder veel gebabbel en vooral zonder beloften? Het lijkt mij in het voordeel van deze regering te werken dat de president niet babbelzuchtig is. Niet in een tralala-categorie geplaatst kan worden en vooral niemand probeert te imiteren.

Je hoort soms dagen niets van de president. Maar als je haar of de vicepresident ziet, dan hebben ze echt wat te vertellen of zie je ze serieus aan het werk. Een no-nonsense-duo. De club van ministers is nog steeds te groot, maar de ministers die ik tot nu toe heb gehoord hebben een goed verhaal en zijn vooral zeer geëngageerd. Men kan natuurlijk tegenwerpen dat nieuwe bezems schoonvegen. Maar in ons mooi Suriname hebben we vaker regeringspartners nog tijdens de prille politieke wittebroodsweken rollend op straat gezien. Bij die situaties zaten velen met angst en beven te hopen en te bidden dat de traditionele eerste 100 dagen, die cruciaal zijn voor elke regering, gehaald zouden worden. Afspraken maken tijdens het formeren van een regering is één ding; als samenhangend geheel deze afspraken uitvoeren is wat anders. Mijn moeder zei vaak: “Kon waka nanga kon libi, a no wan.”

De regering onder leiding van president Jennifer Geerlings-Simons schijnt een toon aan te slaan die door velen begrepen wordt; vooral haar wens dat elk kind in Suriname ten minste elke dag een bord warm eten moet krijgen, lijkt goed ontvangen te zijn. In tegenstelling tot enkelen van haar voorgangers is president Simons niet pronkzuchtig. Rustig vervolgt zij haar weg, zonder kabaal van sirenes. Is het stuurmanskunst waar de president en de vicepresident zich op kunnen beroepen? De regeerders laten ons nu wat minder lachen, maar daar hebben we een president, vicepresident en een kabinet toch niet voor ingehuurd.

Dat de regering heeft besloten invulling te geven aan het besluit van de vorige regering om deel te nemen aan Carifesta XV in Barbados, getuigt van wijsheid. Er zijn enkelen die kennelijk onbekend zijn met het doel van Carifesta en bezwaar hebben aangetekend tegen deelname van Suriname aan dit prachtige gebeuren. Aan hen zou ik de volgende wijze woorden van de toenmalige secretaris-generaal van de Caricom, Edwin Carrington, willen voorhouden: “It is fair to say that the names of the Mighty Sparrow and Bob Marley are more readily recognized throughout the world than many of our nations leaders. Our cricketers are our most powerful ambassadors and our calypso, steelbands and reggae are more marketable products with greater future than sugar and bananas. They – like our cricket – are all regional products.

Tijdens hetzelfde symposium verrijkte de begenadigde schrijver uit Barbados, George Lamming, ons met zijn kritiek op de vele ambassades van individuele Caribische landen met de volgende uitspraak: “Eleven of twelve sovereign states – some with a population not large enough to fill a major football stadium – parade eleven and twelve embassies in the most expensive citadels of the modern world. What is the meaning of this madness, this absurdity which exposes us to daily ridicule among the nations whose charity we seek?

Tijdens Carifesta wordt er niet alleen gedanst, gezongen en gegeten, maar ook nagedacht en ideeën uitgewisseld. Suriname doet er goed aan om onze “Caribische achterstand” als de bliksem in te halen. En als regering-Simons dat wil doen met een sobere deelname, wie kan daartegen zijn?

Hans Breeveld