In Memoriam: Jit Narain
23 Feb, 08:44
foto
Jit Narain
(Livorno, 7-8-1948 - Paramaribo, 21-2-2024)
medicus/landbouwer, dichter en voorvechter van het Sarnámi.


ego bicarhá ki ego bicárkháli manus ke baccá, ab ná kauno des men,
(een denker of een leeggedacht mensenkind nu in het niemandsland).

Jit Narain
                   
Donderdag vernam ik het droevige bericht dat Jit Narain het aardse toneel verlaten heeft. Zijn officiële naam was Djietnarainsingh Baldewsing. Zijn pseudoniem is afgeleid van zijn voornaam. Aangezien ik hem persoonlijk gekend heb, zal ik hem bij zijn voornaam noemen, maar op respectvolle wijze.

Jit werd geboren op 7 augustus 1948 te Livorno. Na het behalen van zijn AMS-diploma in 1969 vertrok hij naar Leiden om geneeskunde te studeren. Na zijn afstuderen vestigde hij zich in Den Haag als huisarts. In Nederland heeft hij een leidende rol gespeeld in het in 1977 opgerichte Sarnámi kollektief ‘Jumpa Rajguru’.

De leden van deze beweging kozen bewust voor hun moedertaal het Sarnámi dat in Suriname is ontstaan uit de verschillende talen die de contractarbeiders uit het voormalige Brits Indië hadden meegenomen. Daarnaast is deze taal beïnvloed door de in Suriname gesproken talen in het bijzonder het Nederlands en het Sranan Tongo. De filosofie van de Sarnámi beweging was dat het Indiase erfgoed niet werd verworpen, maar dat Suriname en niet langer India als het moederland werd beschouwd.

Een andere belangrijke verdienste is dat Jit in 1987 samen met de Nederlandse indoloog Theo Damsteegt een leerboek over het Sarnámi heeft geschreven getiteld ‘Ká hál”.
Hij ontpopte zich met zijn eerste dichtbundel Dál Bhát Chutney (gele pesi met rijst en chutney) als de belangrijkste dichter in het Sarnámi. Ook is hij de auteur en stuwende kracht geweest achter het blad Sarnámi (verschenen in Nederland van 1982 tot 1986).
In één van zijn eerste gedichten Arui (Chinese tayer) plaatst hij dit gewas dat in Suriname geteeld wordt, in contrast met de alu (aardappel).

Michiel van Kempen (Een geschiedenis van de Surinaamse literatuur) merkt op dat Jit hiermee symbolisch aangeeft dat het geïmporteerde gewas (Hindi) in het land van de consumptie hoger gewaardeerd wordt dan het inheemse (Sarnámi). En het is juist op dit punt dat hij met succes strijd geleverd heeft teneinde het Sarnámi de plaats te geven die het verdient.

In 1991 is hij definitief teruggekeerd naar Suriname, waarbij hij zich gevestigd heeft als huisarts in een semi-ruraal gebied, waar hij tevens parttime agrarische activiteiten verrichte. Dit geheel in overeenstemming met zijn liefde voor de planten die hij in zijn gedichten altijd een eervolle plaats wist te geven. Hij stelde zijn werkzaamheden als arts op gelijke hoogte met zijn activiteiten als landbouwer. Bij het opgeven van zijn beroep noemde hij zich steevast: arts/landbouwer. Opgemerkt mag worden dat hij bij beide activiteiten goed geboerd heeft.

Een bijzondere vermelding verdient het feit dat Jit nimmer de Surinaamse nationaliteit heeft prijsgegeven, terwijl hij tijdens zijn lang verblijf in Nederland daartoe alle gelegenheid had. Zijn eeuwige verbondenheid met het moederland wordt hierdoor op onmiskenbare wijze tot uitdrukking gebracht.

Jit heeft verschillende dichtbundels uitgebracht in het Sarnámi met hertalingen in het Nederlands. Alleen zijn bundel ‘Tussen de woorden is het stil’ is in het Nederlands geschreven.
De vertalingen in het Engels door D. France Olivieira hebben er echter voor gezorgd dat Jit internationale bekendheid heeft verkregen en tevens dat het Sarnámi wereldwijd op de kaart werd gebracht.

Aan Jit zijn eervolle prijzen toegekend voor zijn oeuvre, waarvan hier enkele genoemd worden. In 1987 werd hem de Eerste Rahmān-Khān prijs toegekend voor zijn inspanningen en inzet voor de emancipatie en erkenning van het Sarnámi als een nationale taal. In 2002 werd hij onderscheiden door de Surinaamse regering met Ridder in de Orde van de Gouden Palm. Voorts werd hem in 2003 op de Zevende Internationale Hindi Conferentie, The Indian Diaspora award toegekend door Indiase literatuurcritici.

In 2018 werd in Den Haag de Jit Narain Cultuurprijs in het leven geroepen, waarbij het de bedoeling is dat deze een blijvend karakter zal hebben en periodiek zal worden toegekend. Voor de eerste maal werd deze prijs aan hemzelf uitgereikt door de Haagse burgermeester Pauline Krikke. 

In 2017 werd hem op initiatief van dr. Hein Eersel de H.F. de Ziel Literatuur en Cultuurprijs (Trefossa Prijs) uitgereikt voor zijn verdiensten op het gebied van het Sarnámi als een van onze nationale talen. Het was mij een persoonlijk genoegen de laudatio uit te spreken en het volgende op te merken. Wat mij toen opviel was een parallel tussen Jit en Trefossa.

In ‘Tussen de woorden is het stil’ zegt Jit: “in de dood is de dichter nog gevangen/voorbij de dood zal hij pas tijdloos zijn”.

Trefossa zegt in wan enkri gado momenti:
mi na wan peri           
di soetoe kon dja.           
eloe foe mi!           
ef mi no doro           
foe boro
boeba foe ten.
           

ik ben een pijl
die hier naar toe is afgeschoten
wee mij!
als ik er niet in slaag
het omhulsel van de tijd te doorboren.

In beide gedichten is de essentie: het tijdloos zijn.
Trefossa laat dat moment open, terwijl Jit zegt dat dat moment voorbij de dood ligt. Dit moment is nu voor Jit aangebroken.

Moge zijn ziel in welke vorm dan ook, de eeuwige vrede ten deel vallen! 

Carlo Jadnanansing
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May