Zo vaak heb ik tijdens mijn avondwandeling voorbij dit huis gelopen. Normaliter vroeger dan vanavond. Op dit tijdstip - tien uur ’s avonds – zal het mij niet verbazen als later enkele lieve buurtgenoten - goed bedoeld mij retorisch toeroepen: “Meneer Breeveld is het niet al te laat om te lopen?”.
Maar vanavond is er iets heel bijzonders. Bij het huis - waar ik het er al eerder over had - staat een mannetje dat met slechts een broek aan en een smartphone in zijn rechterhand zijn smart probeert te delen met de wereld. Dat hoorde ik reeds van een afstand. De overburen zijn - denk ik - kortgeleden verhuisd, dus heeft zijn huilen niet het gewenste effect. Ik heb hem ooit vrolijk voor zijn huis zien rondrennen.
“Waarom huil je?”
“Mijn moeder heeft me alleen thuisgelaten. Ze zegt dat ze muskietenkaars is gaan kopen, maar het duurt nu al zo lang.” “Laat ze je vaker alleen thuis?”
“Soms, maar dan duurt het niet zo lang als vanavond.”
“Hoe heet je?” Hij noemt zijn naam, maar laat ik hem voor deze gelegenheid Bryan noemen. “Hoe oud ben je?”. “Vijf jaar.” “Ben je alleen thuis?” “Neen, meneer. Me moeder was zwanger en nu heeft ze een baby en nu ben ik alleen met die baby thuis.” “Dus je bent een grote broer?” probeer ik hem te troosten. “Slaapt de baby?” “Ja, die baby slaapt meneer.” “Laten we blij zijn dat die baby slaapt”. “Maar, meneer ik ben alleen. Er is niemand die op me let”. Kijkend naar zijn smartphone denk ik: “Ja, deze apparaten kunnen je een tijdlang bezighouden, maar ze kunnen niet op je letten. Daarvoor zijn ze weer niet smart genoeg.”
Ik ben vanavond laat begonnen met lopen dus kan ik niet langer wachten. “Heb je een stoel of een bank?” Binnen enkele tellen is hij buiten met een bankje dat hij met beide handen stevig vasthoudt. “Als je buiten zit zie je nog wat mensen voorbijlopen of auto’s voorbijrijden. Ik zal mijn route wat inkorten en ben dus gauw terug om met jou op je moeder te wachten.”
Terwijl hij plaatsneemt op het bankje wijst hij mij in het zand de sporen van de banden van zijn moeders auto. Dat lijkt zoiets definitiefs. “Over deze sporen zal ze straks rijden als ze terugkomt,” zeg ik.
Normaal worden tijdens mijn avondwandelingen groeten van degenen die nog van de avondlucht genieten afgewisseld met overdenkingen van persoonlijke, familiaire, zakelijke, nationale en internationale aard. Heel vaak heeft dat ook iets meditatiefs. Maar vanavond staat de kleine Bryan met zijn zorgen centraal. Vele gedachten wisselen zich af in mijn hoofd. In dat denkproces passeren vele personen de revue. Lang blijf ik denken aan mijn vriend Harry Mungra en zijn collega psychologen. Zouden zij kunnen aangeven of gebeurtenissen als deze op termijn negatieve gevolgen kunnen hebben voor Bryan? Indien dat het geval is wat zou nu daaraan gedaan kunnen worden om die mogelijke gevolgen te voorkomen. Maar misschien gebeurt er helemaal niets negatiefs en is het de harde zijde van een ontwikkelingsproces.
Ik kort mijn route in zoals ik Bryan had beloofd. Als ik dichtbij zijn huis ben zie ik dat hij niet meer buiten zit. De auto van zijn moeder - met de door hem opgegeven kleur - staat weer op het voorerf.
Bij thuiskomst word ik door mijn vrouw ontvangen met de vraag: “Wat beleefd?” Verontwaardig vertel ik het verhaal van de jongen die door zijn moeder thuis gelaten is. Ze zei iets te moeten gaan kopen, maar dat het vandaag langer dan normaal duurde voor ze thuiskwam. Mijn vrouw denkt geen seconde na en zegt: “maar vandaag is het toch Chinees Nieuwjaar?” “O, ja de enige dag in Suriname waarbij je haast geen winkel open zal vinden.” Hopelijk zal het jaar van de draak voor Chinezen en alle anderen – ook in Suriname beter verlopen dan die avond tot dan verliep voor de kleine Bryan.
Hans Breeveld