Prijs van cadeau: Tarief en grondslag in omzetbelastingen
28 Aug 2022, 02:56
foto


“Stanley, gratis is letterlijk onbetaalbaar”.  Dat zei één van mijn mentoren vaak.  
Ik denk daar aan wanneer ik kijk naar het BTW-wetsvoorstel dat nu bij de Nationale Assemblée ligt. DNA-leden zijn niet te benijden. Ze krijgen weinig tijd en weinig informatie om een belastingwet te behandelen die onder fiscalisten doorgaans door specialisten wordt behandeld.

De grondgedachte van het wetsvoorstel is een hoog standaard tarief van BTW toe te passen en dan een lijst van consumptief verbruik in het land vrij te stellen (betekent bij de leverancier te belasten) of te subsidiëren (betekent met een nultarief belasten waardoor de leverancier geld terugkrijgt en niemand betaalt).

Het is volkomen juist dat die lijst een punt van discussie wordt, evenals het standaardtarief.  Belastingsubsidies in een BTW wet zijn objectsubsidies. Belastingsubsidies worden ook niet begroot. De minister van Financiën zou eens moeten uitleggen wat al die subsidies eigenlijk kosten.

Volgens een bericht in Starnieuws op 26 augustus stelt de IDB dat Suriname bij een BTW-tarief van 10% omgerekend 7% van het BBP binnenhaalt. Bij een BBP-schatting van 96 miljard voor volgend jaar moet dat dus 6.7 miljard SRD zijn. Dat is indrukwekkend.  BTW opbrengst van 7.1% BBP is het gemiddelde van de OECD landen in 2018. De meeste landen zitten lager. Chili, met het hoogste percentage van verbruiksbelastingen in zijn totale belastingopbrengst, zit nauwelijks op 8.5% (OECD Consumption Taxes 2020).  Overigens heeft Australië met 3.4% BBP aan BTW opbrengsten een betere BTW realisatie van zijn consumptie dan het OECD gemiddelde.

Het directoraat Belastingen, dat met dit wetsvoorstel op zoveel punten blijk geeft van een falend kwaliteitsproces, heeft volgens de IDB dus ergens de kwaliteiten gevonden om volgend jaar even goed te presteren als de rijkste landen in de wereld. Dat is onrealistisch.

De minister van Financiën zei vrijdag jl. in de Assemblee dat er geen landen zijn in de regio met BTW-tarieven beneden 10%. Dat is niet relevant en niet waar. Zijn eigen beleidsnota toont tenminste één land in de regio met een tarief van 7.5%. Heel wat landen buiten Europa hebben lagere standaardtarieven. De realisatie van consumptie in de BTW opbrengst gaat overigens niet omhoog met het tarief. Australië realiseert 47% van zijn binnenlandse consumptie met een standaard BTW-tarief van 10% terwijl Ierland 49% realiseert met een standaard BTW-tarief van 23%. Tarieven betekenen niets zonder grondslag. De grondslag wordt juist uitgehold met vrijstellingen en belastingsubsidies. Wij moeten niet doen alsof over de grondslag niet mag worden gesproken, want dat is juist de kern van de zaak. Aangezien wij niet zoveel diversificatie hebben in de economie, heeft de bevoordeling van verbruik in sectoren gauw een dramatische invloed op de totale opbrengst en de belastingdruk op prijzen in andere sectoren.

Diverse bedrijfsleven- en werknemersorganisaties hebben per brief van 25 augustus aan De Nationale Assemblee wijzigingen voorgesteld die het standaardtarief zouden verlagen naar 5% en de grondslag verbreden naar een aantal transacties en sectoren. Delen hiervan zijn nu reeds belast met 12% omzetbelasting. Die uiteenlopende organisaties kunnen zichzelf hierin vinden omdat deze wijzigingen de wet eenvoudiger, en makkelijker uitvoerbaar en controleerbaar zouden maken. De wijzigingen zullen de belasting evenrediger verdelen over verschillende vormen van verbruik, en daardoor verschillende inkomensgroepen. Het lager tarief is bevorderlijk voor prijsstabiliteit tijdens torenhoge inflatie, en verlaagt de drempel voor bereidwilligheid tot belastingbetaling. De bredere grondslag haalt meer opbrengsten binnen en helpt effectiever geld afromen uit bepaalde sectoren, waardoor ook het inflatoir effect van zowel de wet als die geldstromen vermindert. 

Als een groenteboer vandaag 30 miljoen SRD wisselt naar US-dollar voor een consument, tegen een commissie van 600 duizend SRD (2%), dan eist de huidige Omzetbelasting dat die groenteboer 72 duizend SRD (12% van 600 duizend) omzetbelasting moet afdragen en in rekening brengen aan die consument.  De vakverenigingen en bedrijfsorganisaties stellen voor dat de groenteboer 30 duizend BTW afdraagt op de commissie, evenals de 5% die elders betaald zou worden op alle andere vormen van consumptie in het land. Het ministerie van Financiën stelt voor dat die groenteboer niets afdraagt, en ook nog wordt gesubsidieerd, en dat andere vormen van verbruik met 10%, 11.5% of 15% BTW worden belast.

Wat is nu redelijk?  Volksvertegenwoordigers en beleidsmakers moeten zich goed afvragen hoe hun keuzes van verdeling van de belastingdruk over verschillende inkomensgroepen, en consumptiegroepen, de belastingopbrengst en het stelsel beïnvloeden, en wat een voortdurend schevere verschuiving van de druk naar zwakkere schouders doet met het weefsel van de samenleving.

Stanley A Esajas

Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May