Het
kortgedingvonnis dat het Hof van Justitie Paramaribo op 7 augustus 2019 heeft
uitgesproken in de zaak van RCR Medical Centre
contra de Hakrinbank, NOB en het AZP heeft, vanop een afstand bezien, de nodige
beroering teweeg gebracht binnen financieel Suriname, zowel onder banken als
onder particuliere investeerders. Ik heb zelfs geluiden opgevangen dat
particuliere financiers zich sindsdien de vraag stellen of hun geld nog veilig
is om in hypothecaire financieringen te steken, omdat bij wanbetaling van de
geldlener “je niet meer zou kunnen veilen”. De hier geconstateerde beroering
legt naar mijn mening, in tegenstelling tot wat mr P. Bissessur in zijn artikel
van 30 augustus 2019 op Starnieuws stelt, wél een zorgelijke ontwikkeling bloot
over het fenomeen zorgplicht binnen financieel Suriname. Ik zal mij in dit
artikel beperken tot de banken.
Kennelijk
heeft heel lang binnen de bancaire sector in Suriname de gedachte geleefd dat
je als hypotheekhouder ‘alles mag’. Opdracht geven bijvoorbeeld tot veiling van
onroerend goed indien sprake is van wanprestatie aan de zijde van de
hypotheekgever en op die veiling in alle openbaarheid datzelfde onroerend goed
opkopen en door te verkopen of dat door tussenkomst van een derde doen, is geen
onbekend verschijnsel. De rechtvaardiging daarvoor werd gezocht in de
overweging dat je als hypotheekhouder nou eenmaal het recht hebt je investering
zonder meer op het onderpand te verhalen. De eigenaar van het onroerend goed
had er dan maar voor moeten zorgen dat hij de lening (de hypotheek) netjes
terugbetaalde. Deze gedachtegang en de wijze waarop die in de praktijk
uitvoering vond, is echter een toonbeeld van zorgplichtschending door de
banken. De banken hebben kennelijk weinig oog gehad voor de mondiale
ontwikkelingen ter zake. Opmerkelijk, omdat juist een sector als de bancaire in
een mondiale wereld opereert en zich daarvan niet kan isoleren. Als
spiegelbeeld hanteer ik de ontwikkeling die in Nederland -als onderdeel van een
Europees brede ontwikkeling- zich op dit terrein heeft voltrokken.
Deze
ontwikkeling is al vroeg in de jaren 2000 aangevangen doordat de overheid, met
name, beursgenoteerde ondernemingen aansprak op goed bestuur. Binnen het kader
van goed bestuur neemt de bescherming van de belangen van belanghebbenden een
prominente plaats in. Noodzakelijkerwijs hebben de Nederlandse banken de ter
zake geformuleerde richtlijnen overgenomen en aangepast aan hun sector. De Code
Banken was geboren, speciaal voor de bancaire sector door de Nederlandse
Vereniging van Banken opgestelde richtlijnen die op 1 januari 2010 in werking
is getreden. Via de Code Banken leggen banken verantwoording af over het
zorgvuldig behandelen van hun klanten en het zorgdragen voor een evenwichtige
afweging van de belangen van alle stakeholders. Ook bijvoorbeeld ter zake
risicobeheer. Handelingen van banken worden mede getoetst aan deze richtlijnen.
Zowel
vooruitlopend op de aanname van deze Code Banken als sedertdien heeft de
Nederlandse rechtspraak aandacht gehad voor de -bijzondere- zorgplicht van
banken jegens hun klanten. Banken vervullen nou eenmaal een belangrijke
maatschappelijke functie, zijn de scharnier van de economie van een land en
hebben uit dien hoofde dan ook bijzondere verplichtingen. Ongeacht de soort
klant, of het nou een multinational betreft, een belegger of een eenvoudige
particulier, de verplichtingen van banken jegens deze klanten is dezelfde:
onderzoeken, informeren en waarschuwen. Waarschuwen betekent onder meer dat de
bank met de klant de risico’s van het te leveren bankproduct moet bespreken in
relatie tot het beoogd doel van de klant. Deze verplichtingen gelden zowel bij
het aangaan van een kredietrelatie als wanneer het (achteraf) fout dreigt te
gaan, de bank kan en mag niet stilzitten en niets doen. In de Nederlandse
rechtspraak wordt aan de verplichting om te waarschuwen zelfs nog een extra
dimensie toegevoegd: waarschuwen moet gebeuren in uitdrukkelijke en in niet mis
te verstane bewoordingen. Alleen maar informatie geven over een product,
bijvoorbeeld een hypothecaire lening, is niet voldoende. Bij een geschil is het
aan de bank om te bewijzen dat zij deze verplichting is nagekomen.
In de
Nederlandse rechtspraak is eveneens uitgemaakt dat de zorgplicht van banken
meebrengt dat zij niet zelf onroerende goederen kunnen (laten) opkopen die door
hen ter veiling zijn aangeboden. De hierboven aangehaalde praktijk in Suriname
is in de Nederlandse context volstrekt ‘not
done’. Logisch ook, omdat de bank daarmee zichzelf belet voldoende oog
te hebben voor de belangen van haar wederpartij, waaronder begrepen de
bescherming van diezelfde wederpartij, hét uitgangspunt van het fenomeen
zorgplicht.
Samenvattend
vind ik het zorgelijk dat een uitspraak van het Hof van Justitie anno 2019
nodig was om banken in Suriname te wijzen op hun zorgplicht jegens hun klanten,
een ontwikkeling welke zich mondiaal al lang heeft ingezet. Ik zou menen dat er
voor de Surinaamse Vereniging van Banken hier een schone taak weg ligt.
Zelfregulering is een uitermate geschikt middel om het vertrouwen in een sector
te herstellen of te verhogen. Deze zelfregulering dient evenwel ook
publiekelijk bekend te zijn. Daarnaast is er een taak voor de Surinaamse
wetgever de wetgeving op dit terrein aan te passen. Te denken valt aan een
bepaling zoals die voorkomt in het Nederlands Burgerlijk Wetboek, inhoudende
dat de hypotheekhouder/de bank, de schuldenaar of een beslaglegger de rechter
een verzoek kan doen te bepalen dat de verkoop van het onroerend goed
onderhands zal geschieden bij een (koop)overeenkomst die aan hem ter
goedkeuring wordt voorgelegd. De voordelen hiervan zijn legio: de bank is zeker
dat haar investering wordt terugverdiend, een veiling biedt niet altijd die
zekerheid omdat deze onderhevig kan zijn aan marktomstandigheden; door de
rechterlijke goedkeuring behoeft de bank niet bang te zijn voor de
beschuldiging dat de verkoop van het onroerend goed van de schuldenaar
onregelmatig is verlopen; en de schuldenaar is met zijn directe betrokkenheid
bij de tot stand te komen (koop)overeenkomst ervan verzekerd dat de hoogste
opbrengst voor zijn eigendom wordt gerealiseerd.
Mr M.D.
Winter
Advocaat
Den Haag