Besluit CHof en wijziging van de Kieswet
31 Mar, 02:53
foto


Op 5 augustus 2022 heeft het Constitutioneel Hof van Suriname (CHof) een besluit genomen ten aanzien van artikel 9 jo 24 van de Kiesregeling van 1987 (SB 1987 no. 62). Daarbij heeft het CHof geoordeeld dat de artikelen 9 jo. 24 Kiesregeling in strijd zijn met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatie verbod van artikel 8 Grondwet, in strijd zijn met artikel 55 jo. 8 Grondwet, in strijd zijn met de artikelen 25 sub b IVBPR en in strijd zijn met de artikelen 1 jo. 23 jo. 24 van het AVRM. Opmerkelijk is dat het CHof ook heeft geoordeeld dat artikel 9 jo 24 Kiesregeling, niet in strijd is met artikel 61 Grondwet, "aangezien deze bepaling van de Grondwet slechts de grondslag bepaling is waarop DNA zetelverdeling plaatsvindt". In artikel 61 lid 1 van de Grondwet staat opgetekend: "De Nationale Assemblée bestaat uit 51 leden die per district op grond van algemene, vrije en geheime verkiezingen krachtens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging bij grootste gemiddelde en voorkeursstemmen worden gekozen."

Recent heeft een commissie onder leiding van mr. Hans Lim A Po een advies/verslag uitgebracht aan de president met betrekking tot wijziging van het kiesstelsel, waarbij er enkele modellen zijn voorgesteld die uiteindelijk in een conceptwet verwerkt moeten worden. Deze modellen hebben elk als uitgangspunt om elk district 1 of 2 zetels toe te wijzen en de restzetels dan via landelijke evenredigheid te doen kiezen. Het laat zich al raden dat ook dit in strijd zal zijn met het bovengenoemde. Wat is de ratio achter de toekenning van de zetels aan elk district? Heeft men wel degelijk rekening gehouden met het oordeel van het CHof? Het Hof heeft immers in zijn oordeel aangegeven dat "het huidige kiesstelsel niet voldoet aan een rechtvaardig kiesstelsel met name als het komt op de gelijkwaardigheid van de stemmen." Dit gaat veel verder dan het principe van 'one man, one vote'. Uitgaande van de verkiezingsresultaten van mei 2020 had men in het district Wanica bijkans 13.000 stemmen nodig om 1 zetel te bemachtigen en in Coronie slechts 1.050, terwijl bij volledige landelijke evenredigheid een zetel bijkans 7.500 stemmen "waard" was. Is het met deze cijfers dan nog rechtvaardig om met een gemengd systeem, als voorgesteld, de verkiezingen in te gaan?

In punt 10.2 van zijn besluit overweegt het CHof dat een kleine afwijking van het cijfermatige op het eerste gezicht geen schending van het gelijkheidsbeginsel oplevert en dat van een kleine afwijking sprake is als het verschil in bevolkingsomvang, tussen het kleinste en het grootste (kies)district, niet groter is dan 10%. In dat geval wordt vermoed dat er sprake is van gelijkheid. Nemen we nu ons grootste kiesdistrict, Paramaribo met ongeveer 166.100 kiesgerechtigden in 2020, dan zou een afwijking met het kleinste kiesdistrict inhouden dat dat kiesdistrict, met de 10% norm die het Hof stelt, ongeveer 149.490 kiesgerechtigden zou moeten hebben. Tellen we alle kiesgerechtigden van de districten, bij de verkiezingen van 2020 exclusief Wanica, bij elkaar op dan komen we op een totaal van nog geen 125.000 kiesgerechtigden. Suriname telde bij de verkiezingen van 2020 ongeveer 383.300 kiesgerechtigden. Dat de verdeling van de kiesdistricten niet gemakkelijk zal gaan, staat buiten kijf. Daarbij zullen de grotere districten (Paramaribo en Wanica) in kleinere kiesdistricten moeten worden verdeeld, zodat de 10% regeling niet wordt overschreden. Zonder dit alles zal het niet mogelijk zijn om de voorgestelde modellen van gemengde systemen toe te passen zonder dat er in strijd met het besluit van het CHof wordt gehandeld. Bovendien zal dit alles een hels karwei opleveren en zal het bij de verkiezingen een ware organisatorische en financiële nachtmerrie blijken te worden. Het toekennen van zetels zal dan per kiesdistrict moeten plaatsvinden en niet per district. Er zullen dan minder zetels overblijven om via de landelijke evenredigheid te laten kiezen als we daarbij blijven vasthouden aan een parlement van 51 leden.

Wellicht ligt de oplossing verpakt in artikel 61 van de Grondwet: "… een stelsel van evenredige vertegenwoordiging bij grootste gemiddelde en voorkeursstemmen per district". De meest voor de hand liggende optie is dan om Suriname als 1 kiesdistrict te beschouwen en de verkiezingen als zodanig te laten plaatsvinden. Nergens is aangegeven dat zulks niet is toegestaan. De vertegenwoordiging per district op de kandidatenlijst zal dan afhangen van partijpolitieke voorkeuren en principes van degenen die de kandidaten voordragen en de kandidatenlijsten opstellen. Het probleem met het gewicht van de uitgebrachte stemmen is dan ook direct opgelost.

Mr. Jerrel N. Rambhadjan

Advertenties