ICJ: Alle betrokkenen moeten rechtsstaat respecteren
06 Dec 2019, 13:34
foto


De International Commission of Jurists (ICJ) heeft in een vandaag uitgegeven verklaring opgeroepen om de rechtsstaat te respecteren en het juridisch proces zijn gang te laten gaan. Dit overeenkomstig internationale normen voor een eerlijk proces, zonder verdere vertragingen, bedreigingen of andere vormen van uitvoerende inmenging. 

"De ICJ heeft vandaag kennis genomen van de uitspraak door de militaire en civiele kamers van de krijgsraad in Suriname, waarin president Desiré Delano Bouterse wordt veroordeeld en andere verdachten worden vrijgesproken. De verdachten worden vervolgd voor betrokkenheid bij internationale misdrijven die plaatsvonden in december 1982 in Suriname. De krijgsraad heeft aan Bouterse een gevangenisstraf van 20 jaar opgelegd, maar heeft zijn gevangenneming niet bevolen. 

Bouterse en zijn medeverdachten werden beschuldigd van marteling en moord - door buitengerechtelijke executies - van 15 mensen - advocaten, journalisten, soldaten, zakenmensen, academici en een vakbondsleider - die openlijk kritisch waren over het regime na een militaire staatsgreep onder de leiding van Bouterse. Bouterse, de zittende president van Suriname, was in het buitenland toen de krijgsraad uitspraak deed; hij keerde twee dagen later terug naar Suriname. 

De ICJ maakt zich zorgen over schijnbare inspanningen om het vonnis van het Hof te omzeilen. Sinds zijn veroordeling heeft Bouterse verklaringen afgelegd die kunnen wijzen op een opzettelijke ondermijning van het gerechtelijke proces en de rechtsstaat, zoals het oproepen van de rechtbank om “mij te komen halen”. Het ICJ wijst er verder op dat er een mogelijkheid tot beroep bestaat en roept alle partijen op om de rechtsstaat te respecteren en het juridische proces zijn gang te laten gaan, overeenkomstig internationale normen voor een eerlijk proces, zonder verdere vertragingen, bedreigingen of andere vormen van uitvoerende inmenging. 

Achtergrond van het vonnis van 29 november 2019 
Het proces tegen Bouterse en zijn vermeende medeplichtigen begon in 2007. Op 19 juli 2010 werd Desiré Delano Bouterse tot president van Suriname gekozen. Op 4 april 2012 nam het parlement van het land een wijziging aan van de Amnestiewet van 1989; de wet waardoor president Bouterse en anderen amnestie werden verleend in verband met de gebeurtenissen van december 1982. Dit leidde tot een beslissing van de krijgsraad om het proces tegen Bouterse en zijn medeschuldigen voor onbepaalde tijd op te schorten in afwachting van de vaststelling van de grondwettigheid van de Amnestiewet van 1989. 

Zoals de ICJ opmerkte in haar rapport van 29 mei 2012, dat volgde op een ICJ-missie naar het land om het proces te observeren, waren er een aantal onopgeloste vragen over de wettigheid van de Amnestiewet van 1989, inclusief de onverenigbaarheid met de internationale wettelijke verplichtingen van Suriname. Sinds de eerste missie in 2012 heeft de ICJ over steeds meer vertragingen in de procedure. Uiteindelijk, in juni 2016, verklaarde het Hof de Amnestiewet van 1989 niet-grondwettelijk en beval de hervatting van de procedure; de procedure bleef echter vertraging oplopen. 

Op 2 augustus 2016 heeft de Inter-Amerikaanse Commissie voor de rechten van de mens haar diepe bezorgdheid uitgesproken over de toenmalige vertragingen bij de hervatting van het proces. Uiteindelijk besliste de krijgsraad begin 2017 om de beschuldigingen aan de verdachte voor te leggen en beval de officier van justitie deze voor de rechtbank voor te lezen, waarmee het onderzoek door de rechtbank werd geopend. Steeds meer pogingen door Bouterse om zijn autoriteit te gebruiken om zich te mengen in het proces, onder andere door het proces te verklaren als een bedreiging voor de nationale veiligheid of een gevaar voor de economische stabiliteit van het land, waren niet succesvol en het proces werd telkens hervat, zij het met voortdurende vertragingen. Daarom heeft de ICJ in mei 2017 en opgeroepen tot een hervatting van het proces zonder verdere vertraging. Uiteindelijk maakte de officier van justitie in juni 2017 de volledige lijst van beschuldigingen tegen president Bouterse bekend en eiste een veroordeling tot 20 jaar gevangenisstraf."
Advertenties