Straffeloosheid gold ook de Binnenlandse Oorlog
13 Jul 2016, 03:13
foto


Niet alleen voor de politicide, het systematisch vermoorden van mensen vanwege hun politieke overtuiging, zoals in geval van de decembermoorden, ook voor de oorlogsmisdrijven tijdens de Binnenlandse Oorlog gold en geldt helaas de cultuur van de straffeloosheid. Het beeld dat het gebruik was militairen die zich aan misdrijven hadden schuldig gemaakt, voor de Krijgsraad te dagen, is op zijn best propaganda. Zelfs bij de ernstigste misdrijven, zoals de massaslachting te Moiwana van tientallen dorpelingen, onder wie vrouwen en kinderen, werden daders en verantwoordelijken niet vervolgd. Sterker, toen politie-inspecteur Herman Gooding, het aandurfde onderzoek in te stellen, werd hij ontvoerd en van korte afstand door het hoofd geschoten. Zijn lijk werd niet ver van het kabinet van de toenmalige legerleider, die Gooding vanaf zijn politiek podium had bedreigd, op straat aangetroffen.

Twee gearresteerde verdachten van de Moiwana slachting, waren door de Militaire Politie, in opdracht van de legerleider uit de politiecel gehaald. Het onderzoek naar de moord op Gooding liep stuk op 'blinde muren', een bouwkundige metafoor voor de cultuur van straffeloosheid; de cultuur van willekeur en disrespect voor het recht op leven. Hoewel er nu een vonnis ligt van het Inter-Amerikaans Hof voor de Mensenrechten, dat Suriname de massaslachting te Moiwana, moet vervolgen en de daders en verantwoordelijken moet bestraffen, doet het Openbaar Ministerie alsof haar neus bloedt, en weet ze zeker dat ze ook niet door artikel 148 uit haar morele slaap zal worden gewekt.

Onthoofding
Straffeloosheid gold niet alleen voor de legercommandanten en militairen die zich aan misdrijven hadden schuldig gemaakt, ook leiders en leden van het Junglecommando en andere gewapende groepen, die zich aan misdrijven hadden schuldig gemaakt, ontkwamen tot nu toe aan rechtsvervolging. Het is een morele denkfout het onthoofden van een gevangen genomen militair, als een wreedheid die nu eenmaal bij oorlog hoort, te beschouwen. Dat doet geen recht aan het slachtoffer, zijn nabestaanden en de waardigheid van het leger. Ook in oorlog gelden normen, ook voor ongeregelde troepen, daar is internationale jurisprudentie en wetgeving voor. Het onthoofden van een gevangen genomen, weerloze militair is een zeer ernstig oorlogsmisdrijf, dat niet met de mantel der liefde kan worden bedekt. De verantwoordelijken moeten daarvoor worden vervolgd, ongeacht de gewapende eenheid waartoe ze behoren.

De amnestiewet van 1992 verleende, anders dan de zelfamnestiewet van 2012, geen amnestie voor moord, dus zeker niet voor onthoofding. Dat de hoofdverantwoordelijken van de onrechtvaardige binnenlandse oorlog, zich kunnen vinden in een gekunstelde, opgelegde rouwdag, die straffeloosheid als uitgangspunt heeft, is vanuit hun belang, aan het afleggen van strafrechtelijke verantwoording te ontkomen, begrijpelijk. Dat de cultuur van straffeloosheid onacceptabel is voor de Surinamers die op vreedzame wijze democratie, rechtsstaat en sociale rechtvaardigheid hebben bevochten, onacceptabel is voor nabestaanden die vasthouden aan het mensenrecht op recht, is dat evenzeer.

Theo Para
Advertenties