In het Surinaams Juristenblad 2025, nummer 1, is een interessant artikel gepubliceerd van mr. A. Chin-A-Lin, getiteld “Enige beschouwingen rondom het Nieuw Burgerlijk Wetboek van Suriname”. Hieronder volgt een samenvatting van de kernpunten, met enkele kanttekeningen. De auteur wijst erop dat met de inwerkingtreding van het NBW op 1 mei 2025 Suriname afscheid heeft genomen van een aantal vertrouwde rechtsfiguren, terwijl enkele nieuwe zijn geïntroduceerd.

Exit legitieme portie
Een veelgehoorde uitspraak in onze samenleving was altijd: Je kan je kinderen niet onterven. Hiermee werd bedoeld dat, ook al werd een kind onterfd, het zich kon beroepen op de legitieme portie en zo toch een zeker aandeel in de nalatenschap verkreeg. Dit recht kwam in de eerste plaats toe aan afstammelingen, en – indien die ontbraken – aan ouders. Laatstgenoemde situatie deed zich in de praktijk nauwelijks voor.

Het bestaan van de legitieme portie leidde echter vaak tot processen, omdat kinderen zich benadeeld voelden. Dit resulteerde regelmatig in blijvende onenigheid binnen families. In het Caribisch gebied was Suriname een van de weinige landen die de legitieme portie kende; Nederland kent haar overigens nog steeds. Opvallend is dat de afschaffing ervan in Suriname nauwelijks tot discussie in De Nationale Assemblée heeft geleid (KS).

Vertrek ouderlijke boedelverdeling (OBV) en komst wettelijke verdeling (WV)
De OBV was een testamentsvorm in het oude BW en regelde de verdeling van de nalatenschap tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen. Alle goederen gingen naar de langstlevende, terwijl het erfdeel van de kinderen werd omgezet in een vordering die pas opeisbaar was na diens overlijden.

Het NBW introduceert nu de wettelijke verdeling (WV). Ook hierbij gaan alle goederen naar de langstlevende en krijgen de kinderen een vordering ter grootte van hun erfdeel. Het verschil is dat de WV automatisch geldt, terwijl de OBV alleen bij testament kon worden vastgesteld. De WV werkt echter alleen van rechtswege als er gezamenlijke kinderen zijn. Bij stiefkinderen moet alsnog een testament worden opgesteld om hetzelfde resultaat te bereiken.

De trust

De auteur noemt de trust “the newest kid on the block”. Deze term is toepasselijk, omdat de trust afkomstig is uit het Anglo-Amerikaanse recht (common law), dat in veel Caribische landen geldt. Suriname behoort daarentegen tot de civil law-rechtsfamilie, overgenomen van Nederland en geworteld in het Romeinse recht.
De trust wordt in de literatuur omschreven als een rechtsfiguur met ten minste drie partijen:
* de insteller (settlor),
* de beheerder (trustee),
* en de begunstigde (beneficiary).

De insteller draagt goederen over aan de trustee om deze onder trustverband te beheren ten behoeve van de begunstigde. De instelling gebeurt bij notariële akte. De praktijk zal moeten uitwijzen welke toepassingen de trust in Suriname zal krijgen, gezien de ervaringen in onder meer Curaçao (KS).

Zekerheidstelling bij roerende zaken

Het oude BW kende het pandrecht, waarbij het zekerheidsobject – bijvoorbeeld sieraden – buiten de macht van de pandgever werd gebracht. Daarnaast ontstond buitenwettelijk de fiduciaire eigendomsoverdracht (FEO), waarbij het object in de macht van de pandgever bleef, zoals bij de inventaris van een restaurant.
Het NBW introduceert nu het stilpandrecht: het object blijft bij de pandgever, maar kan bij wanprestatie alsnog worden overgedragen. Anders dan in Nederland blijft de FEO in Suriname bestaan.

Afscheid allodiale eigendom, status AW-erfpacht
De wetgever heeft een eeuwenlange discussie beslecht: het NBW bepaalt dat allodiale eigendom voortaan geldt als eigendom in de zin van Boek 5 NBW.
AW-erfpacht en BW-erfpacht zijn volgens de auteur in wezen gelijk, met dien verstande dat AW-erfpacht moet voldoen aan de Agrarische Wet (KS).

Appartementsrecht

Na jarenlange discussie is het appartementsrecht nu eindelijk in het NBW opgenomen. Naast het gewone appartementsrecht is ook het deeltijdsappartementsrecht (timesharing) mogelijk, iets wat in Nederland niet bestaat (KS).

Slot
De auteur benadrukt dat het artikel een eerste verkenning betreft en nodigt de juridische gemeenschap in Suriname uit om verder bij te dragen aan de rechtsontwikkeling na 1 mei 2025.

Kewita B. Soerjoesing LL.B.