Column: Politieke Borrelpraat (PBR) deel 77
25 Dec 2011, 17:45
foto


“Heren, het was weer eens raak in onze ‘A-sem-lee.”
“Ja, Springende Dominee versus Vriend van Commewijne.”
“Met als aanleiding het SRS-radioprogramma van Kliff Noord-Brabant.”
“Commewijnevriend zeurt; in zijn praatprogramma Kaul Aur Kal Koetsj Nahe of zoiets vlamt hij ook politici.”
“Maar dat is niet via een staatszender die door alle belastingbetalers wordt betaald.”
“Maar Kliffie heeft zich ernstig gestoord aan de aantijgingen en voelde zich geroepen zowat een hele uitzending te wijden aan zijn verdediging.”
“Ik zou Commewijnevriend gewoon genegeerd hebben.”
“Kliffie zei dat hij dat niet kon; hij moest wat terugzeggen, want anders zou hij niet goed kunnen slapen.”
“Komt ervan als je zo duidelijk po-regering en anti-oppositie bent.”
“Precies het omgekeerde van een paar jaren terug.”
“Hij mag pro-regering zijn. Op andere zenders is men toch ook duidelijk anti-regering?”
“Maar die worden niet uit gemeenschapsgelden betaald. Op staatszenders moeten ook de aanhangers van de oppositie een duidelijke stem hebben, want ook zij betalen belasting.”
“Maar sinds Pengel worden de staatsmedia allen en voornamelijk pro-regering gebruikt.”
“Is het daarom goed?”
“Of je doet zoals die staatskrant die als bijlage elke vrijdag in de kranten wordt gezet: allen maar berichten en advertenties van de overheid; geen kritiek op de oppositie.”
“Inderdaad, op het moment dat je via een staatsmedium kritiek op politieke tegenstanders toelaat, moet je ook kritiek op de regering toelaten.”
”Dus het was ook in DNA mofo jari, net als op de openbare weg.”
“Jongoe, te gek. Steeds weer hoor je:‘controle over het stuur verloren, te hoge snelheid, onder invloed gereden, geen rijbewijs, auto niet gekeurd.”
“In A-sem-lee is het:’controle over de tong verloren, te hoge slaapsnelheid, onder invloed van partijpolitiek gesproken, geen hoger scholingsbewijs, niet gekeurd op goed gedrag...”
“En maar persoonlijke aanvallen op elkaar.”
“Zoals: wat deed jij om tien uur aan de Heerenstraat?”
“Of: jij bent een waardeloze dominee.”
“Of: jij laat onze DNA-vergadering om in je Koetsj Khai aur Kalakapoedja Piejih-programma te gaan vlammen op de regering.”
“Ach, dat heb je in elke volksvertegenwoordiging. En ze hebben elkaar hun excuses aangeboden, dat is tenminste een lichtpunt.”
“Maar coalitie en oppositie waren het voor een keertje eens in hun kritiek op de Sinterklaasviering in Suriname.”
“Correctie, de anti-Hollandgeesten uit coalitie en oppositie hebben weer eens hun gal over iets Hollands kunnen uitbraken.”
“Het overgrote deel van de tent hield wijselijk zijn of haar mond.”
“Omdat die helper van de Sint zwart geschminkt is, is dat meteen racistisch?”
“”Ja, want de zwarte man wordt als knecht van de witte man uitgebeeld en als boeman voor de kinderen.”
“En als de zwarte man zich met pimba wit maakt en winti krijgt, is dat geen racisme naar de blanke man toe?”
“Ach, je kletst, dat is cultuur.”
“Sint met z’n Moorse helper ook.”
“En die Moren waren geen negers, dat waren Noordafrikanen, Marokkanen, Algerijnen. Tot de val van Grenada in 1492 hadden de Arabieren tot de helft van Spanje in hun bezit, en dat al eeuwenlang.”
“Wel meester, vertel ons, wat gebeurde na de val Grenada met die Moren, die Arabieren dus, die al generaties daar in Spanje woonden?”
“Die bleven er voor het merendeel wonen, maar tijdens Filips de Tweede, koning van Spanje vanaf 1556, werden ze wel gedwongen hun Islamitisch geloof te laten en het Christendom over te nemen.”
“Dus die helper van die roomse Spaanse Kerkvorst Sint Nicolaas, die cadeautjes aan kinderen gaf, was een tot het christendom gedwongen bekeerde moslimjongen?”
“Hoogstwaarschijnlijk wel.”
“Dan moeten onze moslimbroeders in Nederland fitten op dat Sinterfeest.”
“Ja, en tijdens de Spaanse overheersing van de Nederlanden kwam die Sinteman met zijn schimmelige paard en de Pieterbaastraditie naar de Nederlanden en die is daar gebleven, tot vandaag.”
“En van daaruit ging hij met de Hollandse immigranten naar de USA en werd daar Santaclaus.”
“En hier bleef hij lekker Sinterklaas. Na de mislukking van Goedoe Pa kwam de Sint terug.”
“Maar die Hollanders beeldden die Pieterbaas uit als een neger, met grote, rode dikke lippen en een onnatuurlijk zwarte huid als afschrikking voor de stoute kinderen.”
“Dat kan je die boerenkinkels niet kwalijk nemen; tot de dag van vandaag noemen ze iedereen met zwart haar ‘een zwartje”.
“Ik zie niets racistisch in die Sinterklaasviering. Op de Vrije School toen waren het geschminkte soldaten van de TRIS die op school met hun prientabezem kwamen zwaaien en pepernootjes op het schoolerf gooiden, die we met zand en gedroogde hondenpoep en al opraapten en in onze mond propten. Wat een lol hadden we, waw.”
“Bij ons op school zongen we goed vals al die jengelende Sinterklaasliedjes. Vooral Sinterklaas Kapoentje zongen wij jongens uit volle borst.”
“Ja, ja, ik weet wel bij welke lettergreep jullie extra klemtoon zetten.”
“Bij ‘klaas’ natuurlijk.”
“Maar er werd vanuit de coalitie voorgesteld om op de openbare scholen volgend jaar het Sinterklaasfeest te verbieden.”
“Dat vind ik te ver gaan, dat riekt naar fascisme.”
“Hé, hé overdrijf je niet een beetje te veel met deze uitspraak?”
“Okay, okay, ik trek ‘fascisme’ terug, dalijk wordt een van jullie boos, trekt een pistool en schiet me dood, zoals in Para in die bar.”
“Wij zijn altijd ongewapend in de bar.”
“Maar toch vind ik dat verbieden op openbare scholen te ver gaan. De openbare scholen kenmerken zich juist door het niet verbieden van uitingen die onder de bevolking leven. Op een openbare school mag je hindoe, moslim, christen, rasta, rijk, arm, de boel zijn.”
“Inderdaad, als leerkrachten en ouders die geen slechte herinneringen aan het Sinterklaasfeest hebben, hun kinderen dat leuke ervan ook willen doen meemaken, dan moet dat toch kunnen? Wie geeft jou het recht als overheid om dat te verbieden?”
“Daarom had ik het over ‘fascisme’. Vandaag wordt de Sint verboden, morgen de jeansbroek, want dat is westers-kapitalistisch, overmorgen de hoofddoek, want dat is moslim, over-overmorgen mag Diwali niet gevierd worden, want dat is heidens...”
“Overdrijf niet, wil je, dat zal nooit gebeuren.”
“Dan laten we niet beginnen met deze lijn te openen door iets wat bij vele ouders, leerkrachten en leerlingen als iets leuks wordt gezien en hier echt niet als racistisch wordt ervaren, van overheidswege te gaan verbieden.”
“Ben ik eens. Wie wil vieren, viert. Wie niet wil vieren, viert niet, maar verhindert een ander niet.”
“Zag je die foto op Sternieuws? Papa Perdjaja zat tussen twee Sinten, met achter hem twee zwarte Pieten en een Witte Piet.”
“Racistisch, racistisch, een witte Piet, racistisch.”
“Mi lob’a fotoooow, mi lob’a mang.”
“Jij zou anders praten als je in Nederland had gestudeerd en je staat op de trein te wachten en een groepje bakra-jongetjes staat naar je te gniffelen, en plotseling rent eentje op je af, veegt langs je blote onderarm, kijkt naar z’n vingers, rent terug naar z’n vrienden en schreeuwt:”Ik heb gewonnen, hij geeft niet af.”
“Heb jij dat meegemaakt?”
“Nee, mijn oom, die was niet lang na de oorlog daar gaan studeren. Vanaf die dag haatte hij alles wat met Holland te maken had.”
“Behalve de studie die hij daar ging doen, en dat diploma van daar, waarmee hij hier als een halve god werd beschouwd.”
“Mi lob’a fotoooow, mi lob’a mang.”
“Een neef van me, die ook fel tegen Sinterklaas is, zat daar in de tram en zegt een volksvrouwtje tegen hem:”U lijkt op Pieterbaas met die dikke rode lippen van u. Hebt u echt geen schmink op uw gezicht?”
“Dan was hij echt een beetje donker.”
“Ai, oen bin kaar’ing ‘Blaka’. Toen hij na dit voorval op vakantie naar Suriname kwam en we hem bij z’n bijnaam riepen, zonder bijbedoeling, want zo waren we gewend hem te noemen, heeft hij me daar midden op straat toch zo een winti gehad, a kos oenoe vies en vuil, dat we discrimineerden enzo.”.”
“Mi lob’a fotoooow, mi lob’a mang.”
“Dus volgens jullie komt die anti-Sinterklaashouding vooral van teruggekeerde landgenoten die tijdens hun periode in Nederland vanwege hun huidskleur geplaagd en gediscrimineerd zijn?”
“Volgens mij kan dat deels wel, want onder de Surinamers hier heerst er echt niet zo een antistemming over de Sint en z’n zwarte Pietteman.”
“Mijn zwager heeft een winkel met van alles en hij had een bescheiden Sinterklaasfeest op touw gezet. Meer voor zijn personeel en hun kinderen. Het werd echter een hele happening. Moet dat nu verboden worden, van overheidswege nog wel, opgelegd van bovenaf? Daarom zei ik ‘facistisch’. Zo begon dat toch ook tegen bepaalde dingen in Duitsland tijdens de Nazi’s?”
“Mi lob’a fotoooow, mi lob’a mang.”
“Ik ga m’n zwager zeggen: doorgaan met dit feest. Alleen maken we die Sint bruin of zwart...”
“No mang, pot wan sneesie-Sint en als Pieterbazen een Pawiro, een Dharmprakaash, een Alontoe en een blonde Janneman.”
“Maar je hebt niet zoveel jonge bakramannen hier.”
“Neem dan een paar van die stagiaires, dan laat je ze met een kort rood broekje of rokje en een uitdagend topje op hun oma-fiets met prientabezem achter de stoute mannen en kinderen aanfietsen. Boi, dat wordt lachen!”
“Mi lob’a fotoooow, mi lob’a mang.”
“Hou je snater nou met dat fotoooow-gedoe van je. Joe dat droengoe keba.”
“Ik zou wel graag door zo een Pieterbazin gepakt willen worden en in haar zak naar Spanje worden meegenomen...”
“Ehm gelukkig was het dit jaar met kerst wat rustiger met dat geschiet van vuurwerk.”
“Oh volk van Suriname, u begint het hopelijk te leren: geef zo min mogelijk geld uit aan dat geschiet; de traditie zegt: alleen bij de jaarwisseling, niet weken van tevoren, anders worden die jorka’s immuun, dan jaag ze op 31 december om 12 uur ’s nachts niet meer weg. Joe moe’skreki ding.”
“Dan kan je in je wensboodschap aan den volke ook zeggen: ‘Oh volk, wees zuinig op je geld, maak handelaren niet voor niets nog rijker, want volgend jaar gaan de prijzen van alle import uit Europa en de USA zeker omhoog. Dus hou wat geld over in januari.”
“Luister maar wat de Gouverneur van de Centrale Bank heeft gezegd: nu nog drijven we op de hoge inkomsten uit de goudsector, maar als de westerse landen begin volgend jaar miljarden in dat noodfonds gaan storten, stabiliseert de zaak zich, gaat men veel minder behoefte hebben om in goud te beleggen en dan keldert de goudprijs als een baksteen.”
“Als er eentje is die ons belastingsgeld voor de volle 100% waard is, is het die Giltmore op de Centrale Bank wel.”
“Dat kunnen we helaas niet zeggen van een boel anderen; die doen niet alleen geen zichtbare fluit, maar als die wat doen, kost het ons juist extra geld en moeite om de schade te dekken en gemoederen tot bedaren te brengen.”
“Onze geldgouverneur heeft groot gelijk, we moeten snel onze hogere goudinkomsten investeren in sectoren die geld blijven opleveren.”
“En niet vergooien aan de import van een loh rommel, zoals vuurwerk.”
“Het is geen rommel mang, het is plezier, traditie.”
“Ja, en half januari maar klagen dat ‘a moni keba, we komen niet uit, oen no mang moro, paisah na hih.”
“Tante Jenny heeft groot gelijk, we moeten veel meer in de landbouw investeren.”
“Zij is ons belastingsgeld ook ten volle waard.”
“Ik wil aan landbouw gaan doen, maar dan moet de overheid mij minimumprijzen garanderen. En geen zware invoerrechten heffen op m’n inputs. En alle sloten en kanalen voor me onderhouden, en alle wegen door m’n velden ophogen, en .. en...”
“Begin te doen, zit eerst geen eisen te stellen.”
“Bepaalde etniciteiten zijn te lui om aan landbouw te gaan doen.”
“Zeg geen nonsens, want ik weet wie je bedoelt.”
“Plus het is niet waar. Kijk wie op Uitkijk en in Saramacca zo langzamerhand de groenteteelt hebben overgenomen, ze kopen nu zelfs links en rechts gronden.”
“Wie?”
“Onze Haïtiaanse Surinamers. En ze doen het goed. En wie doen er in het binnenland aan landbouw? Dus zeg geen nonsens, scheer geen etniciteiten over één kam.”
“En toch zullen we moeten diversifiëren. Het goud raakt al op, net als die bauxiet en die aardolie. Op is op.”
“We hadden onze glorietijd als landbouwkolonie, dat is onze sterkte.”
“Inderdaad, ik las in die Overheidskrant: een ieder kan met een paar vierkante meter grond om z’n huis redelijk wat produceren, in plaats van maar te klagen van ‘groente is duur, tomaat is duur, peper is duur.”
“Klagers kennen geen nood.”
“Okay jongens. Happy Christmas en a Merry New Jaar.”
“Zuiplap, je gooit dingen weer door elkaar.”
“Hetzelfde heren, en zuinig met de centjes, ook voor geld geldt: Op is op.”
“Net als onze glazen. Leeg is leeg.”

Rappa

Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May
Friday 03 May