Column: Politieke Borrelpraat (PBR) deel 72
20 Nov 2011, 15:00
foto


“Hebben jullie het niet gelezen? Baas taki: hij heeft geen tijd voor dat kinderlijk gedoe van Nederland”
“Groot gelijk. Eerst zaten ze te halen en te trekken over die Angolese jongen die ze eerst zes jaren bij pleegouders hebben ondergebracht en toen die 18 werd, moest hij terug naar z’n land.”
“Nu vinden ze dat de ambassade in Paramaribo gesloten kan worden.”
“Het is hun ambassade, ze doen maar wat ze niet laten kunnen.”
“Als we maar geen visum voor Nederland hoeven te gaan halen tot in Cayenne of Port of Spain.”
“Maar we kunnen onze ambassade in Nederland ook sluiten.”
“Nou, met zoveel Surinamers in Nederland kun je dat niet maken.”
“Je bedoelt: zoveel uit Suriname afkomstige Nederlanders.”
“Die kunnen vanaf 25 november a.s. hun visum op Zanderij kopen.”
“We zullen zien hoe dat zal aflopen.”
“Maar Baas heeft gelijk, maar eigenlijk moet hij niet zeggen ‘Nederland’, maar liever:’dat eigenzinnig clubje politici uit de Nederlandse Tweede Kamer.”
“En zelfs daar zitten er een paar die Suriname een warm hart toedragen.”
“Met verdeel en heers moet je ze te lijf gaan. En met de Nederlandse bevolking en vooral het bona fide bedrijfsleven, daar kunnen we goede zaken mee doen.”
“Met het gros van die politici daar valt geen land te bezeilen.”
“Omdat ze hun zin met de huidige politici hier niet krijgen.”
“Wat een gedoe: de ene groep politici wil wijzen dat ze zonder Nederland Suriname kunnen opbouwen en de andere groep wijst steeds dat ze alleen met Nederland toch het land niet kunnen opbouwen.”
“Daar komt Jules aan.”
“Jongens kijk, een boekje over hoe je Sranan Tongo moet schrijven.”
“Wat? Heb je ook meegedaan met dat dictee op de tv? Maar je was niet te zien.”
“Zeker a dok, want degene met de meeste fouten kies wan boekoe.”
“Nee mang, m’n neef had meegedaan, en zelfs if ai skrief Nederlands ai mik fout à la dol.”
“Maar zelfs de mede-samensteller van dat boekje had veertien fouten.”
“Maar hij was wel degene met de minste fouten.”
“Maar dit zegt wel wat over de moeilijkheidsgraad van de spelling van het Sranan.”
“Nou, maar bij het dictee Nederlandse Taal in P’tata moet je zien hoeveel fouten die Hollanders zelf maken.”
“Frappant is het dat het vaak Vlamingen, Belgen, zijn die dat dictee winnen.”
“En daar doen een paar honderd mensen mee.”
“Die Hollanders spellen maar raak, ze mollen hun eigen taal. Als je ziet hoeveel fouten er in vele universitaire afstudeerscripties zitten.”
“Hoe weet jij dat?”
“M’n oudste zus doceert daar al jaren; ze ergert zich vaak groen. En dat ondanks spell-checker op de computer. Zinsbouw faja, verbanden tussen zinnen zijn zoek, werkwoordsvervoegingen zijn vaak fout.”
“Maar wij blijven niet achter, en voor wat betreft het Sranan spellen we maar raak”
“Omdat het Sranan een spreektaal bij uitstek is; z’n schriftlijk gebruik is veel minder.”
“Omdat het schrijven door de kolonisator werd geïntroduceerd; eerst de door Engelsen, toen de Nederlanders.”
“Ja, maar de slaven mochten niet leren lezen en schrijven, dus ze bleven bij hun orale traditie.”
“Volgens mij waren het de Moravische zendelingen uit Herrnhut die op de plantages niet alleen het evangelie brachten, maar ook het leren lezen en schrijven.”
“Maar zij vertaalden de christelijke boodschap in ‘den negertaal’ en brachten zodoende het geloof dichterbij de mensen.”
“Maar dat maakte dat het kerksranantongo van de EBG-ers sterk beïnvloed werd door de Duitse zendelingen.”
“En na helpi foe wi masra e brengi na bribi…”
“Sjaak hou op, je spot met bijbelse teksten.”
“De Hernhutters hadden zelfs een compleet ‘singi boekoe’ samengesteld en tot vandaag de dag wordt daaruit gezongen.”
“Nanga palm wi de go, Je-ruuu-sa-lem, te mi doro……”
“Mi gado, Sjaak, hoor’ie #$%@ nou eens; iedereen kijkt naar ons.”
“En ze gebruikten het Sranan als schooltaal op hun schooltjes.”
“Maar in feite is het abc niet geschikt om het Sranan Tongo te schrijven.”
“Wat voor onzin kraai je nu weer uit?”
“Het Sranan is een lettergreeptaal. Daarom kun je hele lettergrepen inkorten.”
“Inderdaad, je kan zeggen ‘mi e sa go na wowoyo’, maar je hoort eerder zeggen: ‘m’e sa gha wojo’.
“Maar hier staat dat je de ingekorte versie niet mag schrijven; je moet die lange vorm schrijven, maar die ingekorte vorm oplezen.”
“Daarom schrijven mensen geen Sranan; je schrijft helemaal niet zoals je praat.”
“Plus die spelling verschilt teveel met hoe we op school hebben leren spellen.”
“Tuurlijk, je kan toch geen eigen taal hebben, dan schrijf je het volgens de spelling van de koloniale taal?”
“Waarom niet? Als het maar makkelijker schrijft. Zo stimuleer je vooral jonge mensen eerder om je taal te schrijven.”
“Zie je, daarom zeg ik dat je consequent moet zijn. Wil je je taal een eigen gezicht geven, dan moet je ook je eigen alfabet ontwerpen, en voor het Sranan dan liefst een lettergreephandschrift, een syllebeschrift.”
“Mijn gunst mang, waarom moeten we weer eens het wiel uitvinden, we nemen zoals nu gewoon het westerse alfabet.”
“Er is een eigen alfabet voor het Sranan ontwikkeld, door ‘den boschneger Afaka’, die wilde bepaalde zaken vastleggen, maar dan wel in een schrift dat niet door de westerling of niet-ingewijden kon worden gelezen.”
“En is dat Afaka-alfabet een syllabe-schrift?”
“Jazeker, die Afaka had door dat je ‘den negertaal’ heel moeilijk met losse lettertjes geschreven kon worden, zoals de westerse talen.”
“Dan hebben we hier nog het Devanagari alfabet van de Hindoes, het Arabisch schrift en de Chinese karaktertekens.”
“Wat mooi, hè. Al die etniciteiten die hier samengaan.”
“Kijk wat het samengaan van etniciteiten in de politiek heeft veroorzaakt en nog steeds veroorzaakt”
“Tenminste heeft het een burgeroorlog voorkomen.”
“Zolang al die groepen mogen mee-eten in de coalitie, is alles in orde. Maar laat één van ze in de oppositie terecht komen, dan is het Leiden in last, dan gaan de mee-eters van die groep dwarsliggen, informatie achterhouden, zaken onderhands regelen.”
“Oh, dus daarom is het eerste wat een politieke partij doet als die een ministerie onder zijn beheer heeft, om zoveel als mogelijk eigen partijloyalisten op sleutelposities op dat ministerie te regelen.”
“Inderdaad, en degenen van de vorige partij die op die sleutelposities zitten, worden als eerste weggehaald van die posten.”
“Wegens veranderde beleidsinzichten.”
“Niet omdat ze niet goed functioneren.”
“Nou, een paar van ze zitten daar echt voor Piet Snot.”
“La we eerlijk zijn, een aantal dat er pas is bijgekomen, weet ook van geen toeten noch blazen.”
“Daarom zit het beleid vast.”
“Dat mik Baas poer wan toe tap wan NDP-ministerie.”
“Dus dan zijn andere ministeries aan de beurt.”
“Maar wie werkelijk wegmoet of wegmoeten, zitten er nog.”
“Hij wil een mind shift, dat gaat nooit lukken. Eenmaal zo gegroeid, gaat zo blijven.”
“Dus dan gaan we met deze rommel blijven zitten, elke nieuwe regering weer.”
“Jawel, totdat we een president krijgen die niet uit de partijpolitiek voortkomt.”
“Of eentje die wel vanuit een partij voortkomt, maar zich daarvan weet los te rukken.”
“Loek sa psa nanga Bosje, het lukt ook niet. Je eigen partij gaat je dan dwarsbomen.”
“Maar dan hoe gaan we hieruit komen?”
“Rechtstreeks die president kiezen.”
“Maar eerst moet je de nieuwe kiezers duidelijk maken dat ze dan niet de hardste schreeuwer of leukste babbelaar of moeders mooiste moeten kiezen, maar iemand die kabesa heeft, het ambtelijke kent, maar niet erin verstrikt is, zelfde met zijn of haar politieke kennis, flexie is, multi-etnisch van opvatting is, niet met vrouwen rommelt, integer is…”
“Hou maar op, je wil Onze Lieve Heer als president.”
“Ook dat gaat niet helpen.”
“Jij bent altijd zo negatief. Niets gaat lukken in dit land, alles gaat verkeerd blijven gaan. Hou toch op daarmee,”
“Luister Ron, ik kom uit het onderwijs, een zesjarige middelbare school kan je echt als een land in het klein vergelijken.”
“Hoezo?”
“Dezelfde comedie als we verkiezingen voor het leerlingenbestuur organiseerden. De grootste schreeuwers met de hardste muziek wonnen steeds de verkiezingen.”
“En stel dat leerlingen hun eigen directeur mochten kiezen, hoe zou dat aflopen?”
“De hogere klassen zouden een kundige manager kiezen, die hun goed les geeft zodat ze met goede cijfers zouden slagen.”
“En wie zouden de lagere klassen kiezen?”
“Een jonge, flexie leerkracht, die in z’n programma allerlei populaire maatregelen zou voorstellen, zoals minder huiswerk, meer schoolfuiven en –uitstapjes, geen straf bij laatkomen, minder repetities, drie pauzes van een half uur, schooltijden van acht tot twaalf, langere vakanties, internetten in de klas….”
“Gelukkig zouden die hoogste klassen op die strenge, minder flexie en kundige leerkracht stemmen.”
“Maar je vergeet dat die lagere klassen groter in aantal zijn en met one pupil, one vote zou die jonge kracht met z’n populistische maatregelen winnen.”
“Tegen de tijd dat die lagere klassers in de buurt van de examenklas zouden komen, zouden ze al spijt van hun domme keuze hebben.”

“Dan zitten we goed vast in dit kiesssysteem.”
“Maar waarom werkt het in andere landen?”
“Werkt het daar echt?”
“Wat wel werkt, is onze sopie. Ik stem op Johnny Stalker.”
“En ik op Vlek Horse.”
“En mi dati e gwa oso.”

Rappa
Advertenties

Monday 06 May
Sunday 05 May
Saturday 04 May