Kanhai had namens zijn cliënten in de 8 december strafzaak, Desi Bouterse, Benny Brondenstein, Stephanus Dendoe, Iwan Dijksteel en Ernst Geffery, de rechter gewraakt. Er werd getwijfeld aan zijn onpartijdigheid, omdat hij en slachtoffer André Kamperveen volle neven van elkaar zouden zijn. Zij zouden dezelfde grootvader hebben. Dit blijkt niet te kloppen. Na de uitspraak is het 8 december strafproces in hoger beroep voortgezet met getuigenverhoor, waarbij vooral vragen zijn gesteld aan Bouterse. De zaak is nu zover dat op 31 januari het Openbaar Ministerie zijn strafeis zal presenteren.

De wrakingskamer stelt dat het wel aannemelijk geworden is dat de rechter en wijlen André Kamperveen zesde graads neven van elkaar zijn geweest. Het voorgaande staat echter in ver verwijderd verband en vormt geen beletsel voor de rechter om van de hoofdzaak kennis te nemen, deel uit te maken van de behandelende kamer en te participeren in de oordeelsvorming omtrent de onderhavige hoofdzaak. Ook is niet gebleken dat er een zodanige band bestond of bestaat met het slachtoffer respectievelijk zijn familie, die een beletsel zou vormen voor de rechter om deel uit te maken van de behandelende kamer in hoger beroep.

Evenmin is in de visie van de wrakingskamer aannemelijk geworden, het door de advocaat opgeworpen vermoeden dat er in familieverband zou zijn gesproken over de hoofdzaak, waardoor er bij de rechter een vooringenomenheid zou bestaan. Deze stelling van verzoekers is niet nader onderbouwd en niet geconcretiseerd weshalve de wrakingskamer daaraan zal voorbijgaan.